Gelukkig krijg ik regelmatig reacties op de onderwerpen van deze column. Het bewijst dat het met aandacht gelezen wordt en dat biljarters net als ik over sommige onderwerpen wat dieper nadenken. Met alle reacties ben ik dan ook blij, ook al zijn ze soms behoorlijk kritisch. Het houdt een mens scherp en andere gezichtspunten kunnen verhelderend werken.
Er zijn echter onderwerpen waar meningen van spelers en/of arbiters alsmaar uiteen blijven lopen. Zo’n voorbeeld is het fenomeen Biljardé.Telkens opnieuw ontstaat er bij een arbitrale beslissing ‘noteren wegens biljardéren’ al dan niet tijdens of na de partij discussie over dit dubieuze onderwerp. En ja, het reglement is in deze ook niet erg helder. De omschrijving is duidelijk: Het met de pomerans nog in contact zijn met de speelbal op het moment dat deze bal een andere bal of band raakt!
Maar het waarnemen van een biljardé is altijd omstreden en in de toelichting op dit artikel (5209 lid 4) is dan ook het volgende opgenomen: Denken dat een speler wel biljardé zal maken is een gevaarlijke zaak…… De arbiter mag dan ook alleen een speler wegens biljardé aftellen als hij dit met zekerheid waarneemt. Bij twijfel moet de arbiter de speler laten doorspelen!
De arbiter mag dus alleen aftellen als hij met zekerheid heeft waargenomen dat de pomerans nog in contact was met de speelbal ten tijde van het contact met de aanspeelbal of band! Hier wordt het onmogelijke van een arbiter verlangd. Want een mens kan dit onmogelijk waarnemen. Onze ogen en oren zijn simpelweg veel te traag om dit verschijnsel te beoordelen. Immers het contact tussen pomerans en bal bij een biljartstoot, hoe subtiel ook, duurt niet langer dan ongeveer een duizendste seconde. Het menselijk oog is vele malen trager toch aanzienlijk langer duurt, is zonder Hawkeye een arbitrale gok.
Ook het oor kan waarnemer zijn. Maar ook hier geldt dat het verschijnsel ‘biljardé’ zo kort duurt, dat ook het menselijk oor geen onderscheid meer maken kan tussen twee opeenvolgende botsingen. Als oog en oor geen uitkomst biedt. waar kan de arbiter dan uit afleiden dat er sprake was van biljardé? Het meest voor de hand liggende is een conclusie trekken uit het vervolg van de omstreden botsing:
De looplijnen van de speelbal en de aangespeelde bal en hun bijbehorende snelheden. Een indirecte waarneming dus. Uit de gevolgen van het verschijnsel dient dan een oordeel te worden geveld. Dit is voor een mens wel een heel zware opdracht.Van de arbiter wordt dan verlangd dat hij zeer veel technische kennis heeft van het spel en haar natuurkundige eigenschappen. Een doctorandustitel is dan wel het minst vereiste. Kortom een onmogelijke opgave voor een eenvoudig mens. Overigens is ook de speler niet in staat een oordeel te vellen over zijn eigen vermeende biljardé. Hoewel hij vaak zelf wel weet (lees voelt) dat een luchtje aan de uitvoering van de stoot hangt. zal de speler meestal zijn afstoot als ‘correct’ beoordelen, terwijl zijn tegenstander op de stoel meestal vindt dat er is ‘doorgedouwd’. Weet u een sluitend antwoord voor verschijnsel? Ik niet, maar ben er wel nieuwsgierig naar.
Bron: Biljart Totaal (mei 2014)
Veel speelplezier,
Hans de Jager
h.d.jager@gmail.com
Energie zuiniger kan en moet (april 2014) – Index – Doordouwer II (juni 2014)