In de discussies die de afgelopen jaren zijn gevoerd over de vraag hoe onze KNBB kan bloeien en liefst ook wat groeien, zijn alle mogelijke onderwerpen wel een keer ter tafel geweest. Of, in sommige gevallen, een heleboel keren. Een regelmatig terugkerend gespreksonderwerp was en is natuurlijk de kleding.
Sinds jaar en dag is het een vanzelfsprekendheid dat bij georganiseerde activiteiten een bepaalde uniforme en herkenbare kleding hoort. Tegenwoordig lijkt de opvatting, dat wedstrijdkleding achterhaald is, steeds meer opgang te doen. Steeds vaker hoor je dat de kledingeisen maar beter helemaal losgelaten kunnen worden.
Daartegenover is er ook een stroming, die het liefst de kledingvoorschriften van lang geleden weer in ere hersteld zou zien. Beide stromingen herbergen, zoals dat meestal het geval is, wat goeds in zich. De eerste vraag die opkomt is: heeft uniforme kleding een functie? Als we teruggaan in de tijd, ver terug, was daar de periode dat het georganiseerd spelen van biljartpartijen zich vooral afspeelde in ‘herensociëteiten’. Om zich te onderscheiden van het ‘volk in de herberg’ paste daar een speciale kleding bij. Doordat het georganiseerde biljarten zich van lieverlee verplaatste naar het bredere gebied van cafés en publieke gelegenheden, groeide ook de opvatting, dat het allemaal ook zonder die beperkende regels kan. Steeds meer zie je tegenwoordig mensen deelnemen aan georganiseerde wedstrijden zonder dat ze ook maar enige moeite doen om iets van speciale kleding aan te trekken. vind dat jammer. Al besef ik heel goed dat de algemene opvatting omtrent gepaste kleding door de jaren heen veranderd is. Een spijkerbroek was aanvankelijk een werkbroek. Later een vrijetijdsbroek.Vandaag de dag zie je dat een spijkerbroek steeds vaker wordt beschouwd als ‘nette broek’. Nieuwe tijden, nieuwe zeden. Is altijd zo geweest en zal altijd zo blijven.
Maakt het dan eigenlijk wel uit of we onze wedstrijden spelen in speciale kleding of niet? Ik vind van wel. Voor het ‘aanzien van de sport’. We zijn er ondertussen allemaal wel van doordrongen dat er iets moet gebeuren, als we nog wat langer competities willen kunnen organiseren. Daarvoor moet de terugloop stoppen en liefst overgaan in een toeloop. En juist dat ‘aanzien van de sport’ heeft daar veel mee te maken. Het dragen van speciale kleding geeft de sport cachet. Het maakt het makkelijker om bepaalde gedragsregels in stand te houden. Ook weer belangrijk voor ‘het aanzien van’.
De laatste jaren zien we in hoog tempo het biljart uit de cafés verdwijnen. En er komt te weinig voor in de plaats. Eigen clublokalen zijn een mooie vervanging, maar hebben een hogere drempel. Juist het biljarten in de buurtcafés, sportkantines e.d., de zogenaamde gezelligheidsruimtes, is zo belangrijk. Dat zijn de kraamkamers, waar ‘biljartleven’ ontkiemt. Dat prille biljartleven moet worden gekoesterd. Vervolgens moet de uitstraling van het georganiseerd deelnemen zodanig zijn, dat de beginnende biljartspeler er door aangetrokken wordt.
Het aanzien van een sport begint altijd aan de buitenkant. Daar hoort herkenbaarheid, zowel in gedrag als in kleding, bij. Dat hoeft niet meteen zo strak. Het kan heel goed gegradeerd, van vrijetijds tot herkenbaar. Kleding moet een doel dienen. Herkenbaarheid is dat.
Bron: Biljart totaal (december 2012)
Auteur: Piet Verhaar
Email: pietvangerte@hotmail.com