Als men rappelleren in het woordenboek opzoekt ziet men als omschrijving ‘terugroepen’. Dat men in de biljartsport dit niet letterlijk moet nemen moge duidelijk zijn. Toch geeft deze omschrijving zeer goed aan wat de bedoeling is. Dit geldt dan met name voor bal twee. Onder dit kopje vallen zeer veel spelsituaties.
De volgende hier besproken situaties zijn dan ook een kleine greep uit de zeer grote collectie.
- Een ingehouden trekstootje. (Zie ook oefening 7) Probeer de speelbal vol op bal drie terug te laten komen. Indien goed uitgevoerd en niet te hard gespeeld zal er een goede serie positie overblijven om mee te vervolgen.
- Speelt bal één zonder effect op trekhoogte aan. Het iets lichten van de achterhand kan helpen de stoot goed uit te voeren.
- Speel dun langs bal twee naar de lange band toe. Probeer te voorkomen dat de speelbal vol op bal drie komt, want dan bestaat de kans dat zij achter elkaar komen te liggen.
- Speelt bal twee voor 7/8 vol aan met een ietsje links effect. Pas ook hier op dat u bal drie niet vol raakt.
- Bal twee dient voor ¾ vol te worden aangespeeld met ¼ rechts effect. Stoot af op trekhoogte. Indien u de stoottechnieken voldoende beheerst is afstoten op de amortilijn ook mogelijk. Laatste verdient zelfs de voorkeur.
- Een ogenschijnlijk eenvoudig stootje. Vergis u echter niet in deze situatie. Het zal veel tijd kosten vooraleer u hem echt goed kan uitvoeren. Speelt bal twee voor ¼ vol op rechts aan met ¾ rechts effect. Stoot af op trekhoogte.
- Bal twee dient minimaal voor ¾ vol te worden geraakt. Bal drie dient dun aan de oostzijde aangespeeld te worden.