Traditiegetrouw is het einde van een jaar en het begin van een nieuw, bij uitstek het moment voor analyseren en koffiedik kijken. Wat heeft het voorbije jaar gebracht en wat zal het nieuwe brengen?
In het voorbije jaar is er flink aan de wedstrijdreglementen gesleuteld. Regelmatig worden er natuurlijk altijd wel aanpassingen gedaan, mensen en omstandigheden zijn nu eenmaal aan verandering onderhevig, daar moet regelgeving bij aansluiten. Van tijd tot tijd is het dan nodig om ‘grote schoonmaak’ te houden. De reglementen grondig onder de lamp te leggen. Dat is nu weer gebeurd. En zoals altijd blijkt dat er achteraf wat bijgestuurd moet worden.
Ik hoor wel eens verzuchten: „hadden ze het nou niet meteen goed kunnen doen?” Neen, vaak kan dat inderdaad niet. Want wat je denkt dat goed zal zijn, wordt soms ingehaald door de ervaring in de praktijk. En ervaring komt nu eenmaal altijd pas achteraf. Dus dan pas je wat aan. Zo was er dit seizoen plotseling de regel dat bij finales clubgenoten in de eerste ronde tegen elkaar dienen te spelen. Het deelnemen aan een finale is zo’n gelegenheid waar sportiviteit en vermeende sportiviteit niet altijd hand in hand gaan. Ik ken genoeg voorbeelden hoe clubgenoten probeerden elkaar het balletje toe te spelen.Vind ik een leuke woordspeling trouwens. Dus het idee om ze eerst tegen elkaar te zetten, heeft zin. Alleen, voor wie niet altijd zijn sportieve plicht vóór gaat, blijven er altijd mogelijkheden om te manipuleren.
Bovendien, in een districtsfinale kan het zomaar voorkomen dat er vier, vijf of zes deelnemers uit dezelfde vereniging afkomstig zijn. Om er dan twee tegenover elkaar te plaatsen, heeft niet zoveel zin. En je kunt ze nu eenmaal niet allemaal in de eerste ronde tegen elkaar laten spelen. Dus wordt de regel nu in zoverre aangepast, dat de districten vrij zijn om te bepalen of in een districtsfinale clubgenoten al of niet eerst tegen elkaar spelen. Zo kan elk districtsbestuur zijn beleid afstemmen op de eigen situatie.
Waar het afgelopen jaar ook hard aan gewerkt is, zijn de noodzakelijk geworden aanpassingen in de statuten en de standaard-districtsstatuten. In de voorjaarsvergadering, waar ze gepresenteerd werden, is besloten tot vaststelling van de tekst zoals in die vergadering gepresenteerd.
De districten gaven echter aan, op het punt van wel of niét deelnemen aan gezamenlijke passering, eerst met de achterban te willen overleggen. Daarom is toen de afspraak gemaakt, dat ze uiterlijk begin november zouden laten weten wel of niet mee te doen met gezamenlijke passering. In de najaarsvergadering afgelopen eind november zou dan de zaak definitief afgerond worden. Ik was dan ook hooglijk verbaasd dat er in de najaarsvergadering toch nog weer woordvoerders opstonden die ondanks de eerdere vaststelling toch nog weer wijzigingen wilden. Jammer, jammer. Het had al zo lang geduurd. En nu er eindelijk voortvarend gewerkt is, wordt er toch weer geprobeerd om de raderen met dikke stroop te smeren.
Wat betreft woordvoerders: er is statutair vastgelegd wie in een vergadering het woord mag voeren. Mensen die in het verleden zeer waardevol voor de bond waren, maar in de huidige bond geen functie meer vervullen, zouden zich in een algemene vergadering beter beperken tot luisteren. Hun zienswijzen kunnen wel degelijk waardevol zijn. Maar hun mogelijke inbreng zou nuttiger zijn als ze als een soort ‘raad van state’ als een soort van adviescollege voor het bestuur zouden fungeren door ideeën te vergelijken met hun vaak uitgebreide ervaring.
Bron: Biljart totaal (januari 2012)
Auteur: Piet Verhaar
Email: pietvangerte@hotmail.com