De ene keer is het makkelijk om een reglementenvraag te beantwoorden. Dan is het duidelijk hoe de regels zijn, hoe ze nageleefd horen te worden. Het moeilijke schuilt dan daarin, om het zinvolle van een bepaalde regel duidelijk te maken. Liefst zó, dat het stimuleert om die regel na te leven.
Nadenkend over stof voor dit schrijfsel, bladerde ik door wat oudere mails en kwam een vraag tegen waar ik al wel wat mee gedaan had, maar niet volledig. Het was een vraag met betrekking op het gedrag van het publiek tijdens wedstrijden. En dan vooral als het publiek zich bemoeit met de gang van zaken op de tafel. Een onderwerp waar altijd wel wat over te schrijven valt en waar ook al talloze stukjes aan gewijd zijn. We kennen het allemaal wel. Vooral als de wedstrijd zich in de ‘cafésfeer’ afspeelt, maar ook bij de lagere klassen, waar het er vaak toch wat gemoedelijker aan toe gaat, kun je vaak horen hoe het publiek ‘de arbiter behulpzaam is bij het nemen van de juiste beslissingen’. De regels zijn natuurlijk volstrekt duidelijk: het publiek mag zich op geen enkele manier met de partij bemoeien. Hoe moeilijk dat soms ook valt. Het is een hard gelag als je ziet dat het de arbiter ontgaat dat de ene speler puntjes maakt met de bal van zijn tegenstander. Of heel lichtjes touché maakt. Alleen de tegenstander, die direct belang-hebbend is, mag een fout melden. Verder niemand.
Maar soms kan het voorkomen dat je met een andere maat moet meten. In de mail waar het hier om ging werd verhaald van een toernooi waar altijd van rood gestoten diende te worden. Dan is het duidelijk dat gezelligheid een uiterst belangrijk onderdeel van het geheel is. Ik stel mij ook voor dat de afstand tussen spelers en publiek geen grote is. Dan is het haast onvermijdelijk dat het publiek zich met de gang van zaken op de tafel tijdens de partijen bemoeit. Je kunt daar, als je zo’n partij arbitreert, wel op reageren en proberen om het tegen te gaan, maar dan kom je vaak terecht in een eindeloze discus-sie en raak je van de regen in de drup. Je kunt er als arbiter ook min of meer ‘ludiek’ op reageren door bijvoorbeeld te zeggen: „Dank je, je haalt me de woorden uit de mond”. Of zoiets. Je kunt ook als wedstrijdleiding aan het begin van een sessie het publiek wat gemoedelijk toespreken en vragen om het spelen aan de spelers en het arbitreren aan de arbiters over te laten. Of het veel en lang zal helpen is de vraag, maar je hebt dan wat geprobeerd. Het hoofddoel van zo’n toernooi is toch dat het een gezellig evenement is.
Zo maak je altijd afwegingen. Als arbiter maar ook als wedstrijdleiding kijk je altijd naar de sfeer van de wedstrijd. Spelen de wedstrijden zich af in een serieuze sfeer waar iedereen begint met dezelfde kans en waar het om winnen, maar vooral eerlijk winnen gaat, dan volg je de regels die gelden. En probeer je er voor te zorgen dat allen, spelers en publiek, dat doen. Is het er vooral om begonnen om het een gezellig evenement te laten zijn, probeer dan een beetje te middelen tussen regels en sfeer.
Bron: Biljart totaal (januari 2016)
Auteur: Piet Verhaar
Email: pietvangerte@hotmail.com
*** (december 2015) *** Index *** Ruimte geven, maar ook ruimte krijgen ***