Regels berusten vaak op keuzes

Het maken van spel- en arbitragereglementen is niet altijd gemakkelijk. Vroeger was het wat eenvoudiger, omdat de meeste technische hulpmiddelen die we tegenwoordig kennen, nog onbekend waren.

Om te beoordelen of een carambole aan alle eisen voldeed moesten we het doen met onze ogen, daarbij geruggensteund door het gehoor, zoals het klinken van een stoot. Ook het observeren van de richting waarin de bal(len) rolden, kon er goede diensten bij bewijzen. Natuurlijk was er van tijd tot tijd een verschil van mening tussen speler en arbiter.
Als het een of ander niet meteen duidelijk te zien is, is het begrijpelijk dat de speler wat minder objectief is.
Tegenwoordig kennen we moderne hulpmiddelen waarmee we kunnen vaststellen of de oogwaarneming wel correct is. En wat blijkt, het oog zit er nogal eens naast. Zo is meermalen vastgesteld, onder andere met high speed videorecording, dat een stoot, die het oog registreerd als een biljardé, in feite vaak een onderbroken, herhaalde aanraking is. Dus eigenlijk een touché. Kunnen we die wetenschap gebruiken bij het arbitreren? Voor een antwoord op die vraag moeten we ons voorstellen hoe zo’n camera-waarneming in zijn werk gaat. De camera moet boven het te beoordelen punt zijn gesitueerd. Bovendien onbeweeglijk zijn. Als je nu alleen wilt testen wat er gebeurt bij een biljardé, is dat niet zo moeilijk. Je hangt de camera ergens op en plaatst de ballen zó dat de camera er goed zicht op heeft. Bij elke volgende test leg je de ballen weer op die plaats.
Hoe zou dat moeten tijdens een partij, als de ballen geen twee keer op precies dezelfde plaats liggen? Moeten we dan wachten tot alles stil ligt en dan de camera weer opnieuw instellen? Met bij elke beweging boven het biljart de kans dat er iets gebeurt wat de situatie beïnvloedt? En als de camera niet precies boven de te beoordelen situatie hangt is de waarneming onzuiver. Ook kan de camera niet horen en ziet de loop van de ballen er anders uit. Dan zou je dus twee arbiters nodig hebben. Een aan de tafel, die naar de stoot luistert en kijkt hoe de ballen rollen en een tweede arbiter die met de camera kijkt en razendsnel de opname vertraagd afspeeld. Nu wordt een definitief oordeel uitgesproken en mag de speler dóór of de tegenstander komt aan de beurt. Wie mag gaan stoten gaat nu eerst goed bekijken hoe hij de volgende stoot gaat uitvoeren en in welke richting.
Hij meldt dat vervolgens aan de arbiter en wacht vervolgens tot de camera in positie is. Of hij legt aan en wacht tot de cameraman zegt dat hij mag stoten. Je zou voor de aardigheid eens een partij met cameratoezicht moeten spelen. Ik ben er van overtuigd dat de roep om moderne hulpmiddelen meteen en voorgoed verstomd is.
Daarom mijn aanhef: reglementen berusten vaak op keuzes. We hebben er voor gekozen om te beoordelen op oog-waarneming, eventueel geholpen door gehoor en nog wat meer hulp-foefjes. We accepteren daarbij de onvermijdelijkheid dat de beoordeling soms niet helemaal correct is. Dat is een keuze die we maken. En wat betreft de ‘biljardé’ is het zo bepaald, dat als volgens de waarneming van oog de pomerans nog in contact is met de bal op het moment dat de speelbal een andere bal of een band raakt, het geldt als een biljardé. Punt.
Die keuze moet blijven. Het eerste doel van het biljarten is niet het hoogste van het technisch vermogen, maar vermaak. Voor de speler, maar niet minder, ja ik ben zelfs geneigd om te zeggen: zelfs meer, voor de kijker. Ik ben er van overtuigd dat, als we alle stoten waarbij de ballen nauwelijks van hun plaats komen, verbieden, we de biljartsport op langere termijn een grote dienst bewijzen.

Bron: Biljart totaal
Auteur: Piet Verhaar
Email: pietvangerte@hotmail.com

*** Pauzeren, hoe doe je dat *** Index *** Soms zijn de regels best moeilijk (1) ***

Facebooktwitterpinterest

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *