Iemand zei me eens, een goede arbiter valt niet op”. Ik denk dat een juiste opmerking is. Echter niet elke arbiter is zich daar van bewust.
De laatste tijd komt er steeds meer een discussie op gang over de kleding tijdens wedstrijden. Hoewel ik voorstander ben van wat vrijere regels en daarom die discussie toejuich, vind ik dat we toch zogekleed moeten blijven dat we ons laten zien als ‘georganiseerde biljarters’. Daar hoort speciale kledingbij. Maar we moeten wat dat betreft nietpietluttig zijn. De kleding moet functioneel zijn. En de kleding die we nu het meest dragen is dat niet. We pretenderen dat we sport bedrijven. Sport moet toch actie uitstralen. En kleding moet vrij beween mogelijk maken. Een overhemd met een -tijve boord doet dat niet. Een vest doet dat ook niet. Het zijn geen vesten die voor sport zijn ontworpen. Het zijn vesten die gedragen worden bij een smoking, of bij een driedelig pak. Beide stralen stijfheid uit. Een ander aspect is dat de huidige biljartkleding voor steeds meer mensen te duur wordt.
We zouden kleding moeten gaan dragen die speciaal voor het biljartenis ontworpen. Luchtig en de beweging vrijlatend. Daarbij moeten we niet onnodig pietluttig zijn. De kleding moet functioneel zijn. We moeten herkenbaar zijn als georganiseerde sporters. Daar gaat het om. Het is niet zo belangrijk of alle onderdelen van de kleding gelijk zijn. Het moet zichtbaar zijn dat we een team zijn. Of een vereniging. De verruiming door het dragen van poloshirts in bepaalde gevallen toe te staan, is al een stap in de goede hting. Maar er is veel meer mogelijk. Functioneel en toch stijlvol. Laat maar er maar eens een paar ontwerpers op los.
Ook arbiters moeten herkenbaar gekleed gaan. Een arbiter heeft een andere rol. Die hoeft niet zoveel bewegingsvrijheid te hebben want hij loopt en staat meest rechtop. De meeste arbiters dragen tegenwoordig een kostuum, met colbert en stropdas of strik. Heel erg netjes. Maar ook heel erg warm. Want vergis u niet, al beweegt de arbiter rustig, concentratie kost ook energie. En als je veel energie verbruikt krijgje het warm. En wat is er eigenlijk tegen, behalve dat het ‘nu eenmaal zo hoort, simpelweg omdat we het nu eenmaal zo gewend zijn, dat ook arbiters wat luchtiger kleding gaan dragen? Ook luchtig kan netjes zijn. Zolang maar zichtbaar is wie arbiter is.
Kleding moet wel netjes blijven. Maar is het dan zo vreselijk als een arbiter in overhemd loopt met korte mouwen? Bij evenementen waarbij meerdere arbiters optreden hoort er wel een zekere uniformiteit te zijn. Één lijn trekken. Dus alle arbiters een jasje aan of allemaal in overhemd. Allemaal lange mouwen of als het warm is, allemaal korte mouwen. Het kan evengoed netjes zijn. Vrouwelijke arbiters zijn het netste gekleed, vind ik, als ze een lange pantalon dragen. Maar dragen ze een rok, dan tot over de knie. De arbiter mag de aandacht van de speler niet verstoren door op een bepaalde manier gekleed te gaan. Een heel bepaalde manier van (niet) gekleed gaan zag ik onlangs, toen een districtsarbiter tijdens een districtsfinale op blote voeten arbitreerde.
Niet alleen de kleding moet zodanig zijn dat de arbiter de concentratie van de speler niet verstoort. Ook de manier van optreden hoort daarbij. De arbiter stelt zich bij voorkeur zo op dat ‘ie de snijlijn van bal twee en drie goed in het oog heeft. Maar probeert daarbij niet te recht voor de speler te gaan staan. Veel spelers ervaren dat als storend. Ook zal de arbiter, zodra de speler aanlegt, proberen stilte blijven staan. De arbiter is de speler behulpzaam door bijvoorbeeld de lamp, als die in de weg hangt, opzij te houden. Dat doet ‘ie niet uit eigen beweging. Alleen op verzoek van de speler. Want de speler heeft een bepaald ritueel, een ritme. En op het moment dat het in dat ritme past, vraagt hij de arbiter om de lamp opzij te houden. De arbiter is er echter wel attent op want oplettend als ‘ie is, weet hij dat de speler waarschijnlijk zo’n verzoek zal doen.
Iets wat ook heel storend werkt is als de arbiter een onverschillige indruk maakt. Bijv. door op enige afstand tegen de muur geleund te arbitreren, wat je regelmatig ziet. Soms zelfs met in de ene hand een sigaret en in de andere aan glasbier of ander drinken. Een arbiter die zich zo opstelt, staat ook heel vaak verkeerd. Met alle gevolgen van dien als hij een beslissing moet nemen in een situatie die hij niet goed kon beoordelen.
De goede arbiter annonceert ook zodanig dat de speler zich niet hoeft af te vragen waar hij aan toe is. Is de bal raak dan zal de arbiter onmiddellijk de carambole annonceren Vooral bij het kader zie je nogal eens dat de arbiter goed staat te kijken, na het caramboleren nog even de positie beoordeelt en pas daarna de carambole annonceert. Ik heb meegemaakt dat een speler zijn ritme onderbrak omdat hij niet verder kon. Hij had de carambole-annonce nog niet gehoord. Daarom, niet wachten. Onmiddellijk annonceren. Dan kan de speler door in zijn ritme.
Kader is de spelsoort waarbij de meeste annonces voorkomen. Natuurlijk, vast- of bijna-vastliggende ballen komen in elke spelsoort voor. De arbiter zal, wanneer hij zich er zichtbaar van heeft overtuigd of een bal ‘vast of ‘los’ ligt, altijd annonceren, vast” of , vrij”, (als de positie heel compact is meldt de arbiter ook waaraan de speelbal al of niet vast ligt. Dus: vast aan….” Of, vrij van…”). Ook als de speler het zelf ook kan zien. Want de speler verwacht zo’n annonce en uitblijven ervan kan storend werken. Hetzelfde is het geval bij ballen die dicht bij de kaderlijnen liggen. Als de arbiter zich van de positie moet overtuigen of als de positie niet overduidelijk is, zal de arbiter altijd de positie annonceren. De speler verwacht dat en uitblijven ervan kan verstorend werken. Onlangs sprak ik een districtsarbiter die beweerde dat hij in de eerste plaats annonceert voor de tegenstander en het publiek. De speler”, zo zei hij, ziet zelf wel hoe de situatie is, die hoef ik het niet te melden”. Een onjuiste gedachte. Natuurlijk annonceer je ook voor de tegenstander en het publiek, maar in de eerste plaats voor de speler-aan de-tafel.
Dezelfde arbiter vertelde ook dat hij bij bewegende ballen altijd aftelt. Want”, zo zei hij, de ene keer wel aftellen en de andere keer niet, is te moeilijk om uit te leggen”. Bovendien vond hij het niet rechtvaardig
Een gediplomeerd arbiter zou toch beter moeten weten. Als de ballen bewegen zonder te zijn aangeraakt, bijv. doordat het laken zonder opzet wat wordt opgeduwd of als een bal beweegt omdat hij heeft geleund en het ‘steunpunt wegvalt, kan de speler daar niks aan doen. En als daardoor de situatie verandert, maar de speler probeert niet om er voordeel uit te halen, dan mag hij gewoon doorgaan. Een fout waaraan de speler geen schuld draagt, wordt hem niet aangerekend’. Of het nu wat moeilijk uit te leggen is of niet.
Bron: Biljart totaal (november 2006)
Auteur: Piet Verhaar
Email: pietvangerte@hotmail.com
*** Wat de arbiter niet kan zien *** Index ***