De taak van de schrijver bij wedstrijden is eigenlijk heel eenvoudig. Zodra de arbiter zegt ‘noteren’, vult hij (of zij natuurlijk) het door de arbiter genoemde aantal caramboles in op de tellijst. Ook houdt hij de stand, zichtbaar voor arbiter, spelers en publiek, bij op een standenbord.
Maar al is zijn taak eenvoudig en is hij niet actief bij de arbitrage betrokken, de schrijver heeft een belangrijke functie bij een biljartwedstrijd. Immers hij is de arbiter behulpzaam, door in de tellijst het aantal van de door de arbiter goed getelde caramboles in te vullen. Ook houdt hij de stand bij op een standenbord. Goed zichtbaar voor de arbiter, die zo op de hoogte blijft van de stand in de partij, maar ook voor beide spelers en het eventueel aanwezige publiek. En als de arbiter soms eens heel even de tel kwijtraakt, helpt de schrijver met het juiste aantal. Verder gaat zijn bevoegdheid niet. Dat kan best weleens frustrerend zijn!
Iemand die bij een toernooi als schrijver fungeerde schreef mij hierover de volgende brief ,,Bij een driebandentoernooi”, schreef hij, ,waar ingekorte partijlengtes worden gehanteerd, gebeurde het volgende. Speler A is aanstoot, maar speelt met de verkeerde bal. De arbiter ziet het niet en ook de tegenstander heeft het niet in de gaten. A maakt zes caramboles met de verkeerde bal, op een partijlengte van negen toch niet onaardig. De zevende stoot is mis, de schrijver noteert zoals dat hoort zes caramboles voorspeler A en de beurt gaat naar speler B. Die neemt wel de goede bal, dus dezelfde bal waar A mee gespeeld heeft. A ziet dat en uit sportiviteit waarschuwt hij dat B de andere bal moet nemen. Maar B toont aan dat hij wel met de juiste bal speelt dus nu wordt het pas duidelijk dat A zes caramboles met de verkeerde bal heeft gemaakt, wat noch door de arbiter, noch door de tegenstander was opgemerkt”. Alleen de schrijver heeft de fout geconstateerd maar kon niet waarschuwen, omdat de reglementen dat niet toestaan. Als de anderen horen dat de schrijver de fout wel zag, wordt hem verweten dat hij niet waarschuwde. De briefschrijver vraagt mij: heb ik dit goed gedaan? Als rechtgeaard liefhebber zit het mij niet lekker dat ik moet aanzien dat iemand dankzij onopgemerkte fouten een partij kan winnen, terwijl ik niets mag zeggen”. Hij voegt er nog aan toe: ,Zou het reglement niet zodanig aangepast kunnen worden dat ook de schrijver mag ingrijpen als een speler de verkeerde bal neemt?”
Voor het beantwoorden van deze vragen slaan we het Wedstrijdreglement (WR) op In hoofdstuk 2, Regels voor alle soorten wedstrijden, lezen we in art.6013 lid 17: is de schrijver de arbiter behulpzaam bij het uitvoeren van diens taak en verstrekt hij deze alle gewenste gegevens, zonder verder enige bemoeienis te hebben met de actieve arbitrage”. In de toelichtingen vinden we,- onder het behulpzaam zijn van de arbiter wordt verstaan het de arbiter er op attent maken dat een speler nog vijf (bij driebanden nog drie) caramboles moet maken en niét het-zich-bemoeien-met-de-arbitrage.
In het Arbitragereglement (SAR) in art 5502 lid 1 lezen we het nog eens: ,de arbiter heeft tot taak een partij-met uitsluiting van anderen- te leiden”. De regels zijn dus volkomen duidelijk. En de briefschrijver heeft, hoe goed ik ook kan begrijpen dat het hem frustreert, niet te mogen ingrijpen, volkomen juist gehandeld.
Voor het beantwoorden van de vraag of het reglement in dit opzicht niet wat aangepast zou kunnen worden, moeten we ons afvragen wat voor de reglementenmakers de reden is geweest om de tekst zó te formuleren. Daarbij moeten we niet vergeten dat de meeste regels zijn ontstaan uit behoeften en ervaringen in de praktijk. En ik ben het er helemaal mee eens dat er schrijvers zijn die een meer uitgebreide taak prima aan zouden kunnen. Maar niet alle schrijvers zijn even bekwaam. Vaak genoeg moet er iemand aangewezen worden als schrijver, die niet meer dan een gebrekkige kennis van de regels heeft. Jammer, maar realiteit. En de reglementenmakers kunnen nu eenmaal geen onderscheid maken, bijv. tussen super-bekwame, net-voldoende-bekwame, matig-bekwame en onvoldoende-bekwame schrijvers Dat is nu eenmaal onmogelijk. Reglementen gaan uit van gemiddeld-bekwaam. Dus zit een heel goede schrijver zich wel eens te verbijten omdat hij zich er niet mee mag bemoeien.
Stel je nu eens voor, dat de reglementen zouden toestaan dat de schrijver mag ingrijpen als hij constateert dat de speler de verkeerde bal neemt terwijl de arbiter het niet in de gaten heeft. De schrijver roept, noteren, verkeerde ball” en de arbiter schrikt, krijgt een kleur omdat hij niet voldoende oplette, geroezemoes onder toeschouwers. Speler gaat zitten, tegenstander zegt “goed gedaan maatje” en neemt de beurt over Maar een andere keer gebeurt het weer. Speler neemt verkeerde bal, arbiter ziet het niet maar ook de schrijver heeft dit keer niets in de gaten. Op een gegeven moment wordt de fout geconstateerd. De arbiter telt af, de schrijver moet toegeven het ook niet te hebben gezien. De reactie van de tegenstander is makkelijk te raden: Ja, je vriendjes laatje wel doorgaan.” Een schrijver moet onpartijdig zijn. Als hij een fout van de één meldt en van een ander niet dan benadeelt hij-zonder dat te willen- een van de spelers. En zeg nu niet, ik laat me nooit afleiden”. Het overkomt ons allemaal weleens, om wat voor reden dan ook.
Bij een andere gelegenheid is er een schrijver die ook z’n best doet, maar net iets minder oplettend is. Hij heeft weleens gehoord dat hij magingrijpen als de speler de verkeerde bal neemt. Dus op het moment dat hij denkt dat de speler de verkeerde bal neemt roept hij dan ook meteen: “fout! Verkeerde ball” Maar helaas, de schrijver vergiste zich, het was wel degelijk de goede bal. Na deze vaststelling mag de speler doorgaan, maar is z’n concentratie kwijt en mist. De reactie van die speler is ook niet moeilijk te raden. jouw schuld, je wordt bedankt, stomme schrijver “Er zijn voldoende voorbeelden hoe er soms wordt gereageerd als er maar een fout wordt verondersteld. Daar wordje echt niet vrolijk van. Het is een wonder dat er nog altijd mensen bereid zijn om hun vrije tijd op te offeren voor anderen.
Daarom, hoewel het soms best wel goed zou gaan, meer bevoegdheid voor de schrijver zou heel vaak dermate storen, dat het middel erger zou zijn dan de kwaal. Daarom is in het reglement terecht vastgelegd dat ‘de arbiter, met uitsluiting van anderen, de partij leidt’.
Alleen bij niet-officiële wedstrijden kunnen er uiteraard andere regels worden afgesproken. Die moeten dan echter wel in een toernooi-reglement worden vastgelegd en ter kennis van alle betrokkenen worden gebracht.
Bron: Biljart totaal (augustus 2006)
Auteur: Piet Verhaar
Email: pietvangerte@hotmail.com
*** Wedstrijdleider een veelzijdige functie *** Index *** Ketsen, een vervelend fenomeen ***