Rond het begin van een partij bestaan nogal wat misverstanden. Zo is niet bij iedereen bekend op welk moment een partij nou eigenlijk begint. Of wat de correcte manier is om een partij te beginnen.
Vroeger begon een partij op het moment dat de arbiter de spelers uitnodigde voor het doen van de “keuzetrekstoot”. Zo ging het tenminste bij PJ-wedstrijden. Bij competitiewedstrijden werd toen het systeem met de “keuzetrekstoot” nog niet toegepast. Heel lang is bij competitiewedstrijden de regel geweest dat de ‘uitspeler’ moest beginnen. Bij een indeling waarbij je tegen elke tegenstander een keer uit- en thuis speelt, heeft dan elke speler een keer de beginnende en de gelijkmakende beurt. Op een gegeven moment hebben de reglementmakers er voor gekozen om de ‘beginprocedure’ voor alle wedstrijden gelijk te maken. In het Spel en Arbitrage Reglement (SAR) staat het in artikel 5201: de partij begint op het moment dat de arbiter de spelers voor het ’tossen’ heeft uitgenodigd. Tossen wil zeggen dat de arbiter een muntstuk of een ander klein voorwerp in een hand verbergt en één van de spelers een hand laat kiezen. De speler die de hand met het voorwerk heeft gekozen, bepaalt wie begint met inspelen. Dat inspelen mag per speler vier minuten duren. De Commissie Sportzaken Carambole is bevoegd om, als daar reden toe is de toegestane tijd aan te passen.
Nadat beide spelers hun inspeelbeurt hebben gehad, worden de ballen in positie geplaatst voor de ‘keuzetrekstoot’. Daartoe plaats de arbiter de rode bal op het bovenacquit en de beide andere ballen op de afstootlijn, ongeveer halverwege tussen de buitenste acquits en de band. Nu moeten beide spelers de bal gelijktijdig en rechtstreeks naar de bovenband stoten. Gelijktijdig is in dit geval natuurlijk een beetje een rekbaar begrip. Er wordt mee bedoeld dat beiden moeten hebben afgestoten voordat één van de ballen de bovenband raakt. Een enkele keer wordt nog wel eens geprobeerd er een plagerijtje mee uit te halen.
Zo zag ik eens een speler al afstoten voordat zijn tegenstander gereed om te stoten. Die was begrijpelijk ‘not amused’. Er mag, eigenlijk hoort dat voor iedereen vanzelfsprekend te zijn, pas worden afgestoten als de arbiter er toestemming voor geeft, nadat hij heeft gezien dat beiden er gereed voor zijn.
Rechtstreeks naar de bovenband wil zeggen dat vóór de bovenband geen andere band mag worden geraakt. De bovenband mag bovendien maar één keer worden geraakt. De speler, wiens bal vervolgens het dichtst bij de benendenband tot stilstand komt, ongeacht of die benedenband geraakt is of niet, mag bepalen wie de beginstoot krijgt. Bij het uitvoeren van de ‘keuzetrekstoot’ gelden er een paar beperkingen. Ik heb al gezegd dat vóór de bovenband geen anderen band mag worden geraakt. Op de terugweg mag dat wel. Maar de bal mag geen andere andere bal raken.
Dat nou weer niet. Als één van de spelers bij het uitvoeren van de ‘keuzetrekstoot’ een fout maakt, krijgt de ander de keuze wie begint en wie de gelijkmakende beurt krijgt. Lang niet iedereen is goed op de hoogte van wat wel en niet mag bij de keuzetrekstoot-procedure. Zo claimde onlangs bij een kaderwedstrijd één van de spelers het ‘keuzerecht’, omdat hij er stellig van overtuigd was dat zijn tegenstander wiens bal op de terugweg van de bovenband een zijband geraakt had, de keuzetrekstoot daardoor verloren had. Hij trof het niet. De arbiter was toevallig een hooggekwalificeerd arbiter en instructeur, die hem haarfijn uit de doeken deed dat zijn kennis aan opfrissing toe was.
Rond het begin van een partij bestaan nog wel meer misverstanden. Zo hoorde ik eens een speler beweren dat voor het stoten vanuit de beginpositie de speelbal op elke willekeurige plaats tussen de linker en rechter acquit gelegd mocht worden. Inderdaad heeft die regel ooit gegolden,
Tenminste tussen het beneden- en het rechter acquit. Ik neem aan dat, als er ook toen vanaf links afgestoten mocht worden, die regel ook daar gold. Maar de regels met betrekking tot de beginpositie, zoals we die nu kennen, zijn toch al weer meer dan dertig jaar van kracht.
Bron: Biljart totaal
Auteur: Piet Verhaar
Email: pietvangerte@hotmail.com
*** Inleiding *** Index *** Meer moet minder een beetje helpen ***
Geachte heer, mevrouw,
KNBB-SAR art. 5202 *6 & ad art. lid 6 (01 aug.-2016)
Ter aanvulling: De keuzetrekstoot en de inspeeltijd
*6 Raakt een van de spelers tijdens het uitvoeren van de
keuzetrekstoot met de hem toe gewezen bal een andere bal, meer
dan een keer de bovenband of geen enkele keer de bovenband,
dan bepaalt de andere speler aan wie de beginstoot wordt
toegekend.
ad art. 5202 lid 6
Maakt een van de spelers bij het uitvoeren van de keuzetrekstoot
een fout, dan bepaalt de andere speler aan wie de beginstoot
wordt toegekend.
met vriendelijke sportgroeten, Joseph van Oevelen,