Bal op de kaderliin, waar kijk ie naar?

Bij het kaderspel, als het biljart is verdeeld in een aantal vakken die met dunne lijnen zijn aangegeven, mag je, als bal twee en bal drie in een vak samenkomen en blijven liggen, nog maar één carambole binnen dat vak maken. Bij de volgende stoot moet één van die twee ballen dat vak verlaten of even verlaten hebben. Daarna kan de cyclus dan weer opnieuw beginnen.

De meest ideale positie bij het kaderspel is dus, als bal twee en bal drie elk aan een kant van een lijn liggen. Geoefende spelers slagen er wei in om zo’n situatie lang te laten voortduren. Steeds balletje plaatsen en voordat de ballen te ver uit elkaar rollen, een bal naar de overkant laten gaan en dan proberen om die bal weer net voor de lijn te laten stoppen. Zoals gezegd, dat is het ideaal. Maar ballen zijn eigenwijze dingen. Hebben vaak lak aan wat ideaal is en maken zo hun eigen plannetjes. Gaan bijvoorbeeld precies midden op de lijn liggen. En lachen dan in hun denkbeeldige vuistje en denken: zo, arbitertje, daar heb ik je mooi voor een probleem gesteld! Probeer jij maar eens vast te stellen in welk vak ik lig.

Natuurlijk hebben de reglementenbedenkers daar al heel lang geleden iets op gevonden. Dan moest je als arbiter in het verlengde van de lijn gaan staan en goed kijken welk deel van de bal in welk vak lag. Makkelijk, denk je. Als je een beetje een timmermansoog hebt. Ligt de bal dicht bij de band dan kun je eenvoudig recht van boven op de bal kijken. Maar niet elke arbiter beschikt over een timmermansoog. Niet zelden vroeg en vraagt de speler aan de arbiter om nog eens goed te kijken. Heeft er andere gedachten over. Ook daar hebben de reglementenmakers een oplossing voor gevonden. Een hele tijd geleden alweer. Ik schat dat toch al gauw zo’n twintig jaar geleden het criterium veranderd is. Om te bepalen in welk vak een bal ligt, kijken we niet meer naar het grootste deel van de bal.We kijken waar de bal op het laken rust. Dat is makkelijker te zien. Het midden van een vlakje van hooguit een of twee millimeter is tenslotte makkelijker te zien dan het midden van zes centimeter.

Onveranderd is de regel dat, als een bal exact op de lijn ligt, hij geacht wordt in beide vakken entrée (of dedans) te liggen. Altijd nadeel speler dus. Hetzelfde geldt als een bal exact op de kruising van twee lijnen ligt. Ook dan gaat het om het steunpunt.Want je kunt nu eenmaal geen verschillende criteria stellen. Ook nog eens veel gemakkelijker te constateren dan waar het grootste deel van de bal ligt. Want om dat grootste deel goed te kunnen zien moet je recht van boven op de bal kunnen kijken. Als die kruising dan bijvoorbeeld op 57 of 71 centimeter van de band ligt, moet je heel wat lichaamslengte in huis hebben. Voor het bepalen van het steunpunt kijk je eenvoudig naar de positie op de ene lijn, vervolgens naar de positie op de kruisende lijn. Is het in beide gevallen exact op de lijn, dan is het automatisch entrée of dedans in het vak waar ook de andere bal in ligt. Exact op de lijn of kruising: altijd nadeel speler, dus. En niet het grootste deel van de bal maar het steunpunt waar de bal op het laken rust.

Dit staat ook duidelijk beschreven in het Spel en Arbitrage Reglement (SAR), in art. 5312 lid 1. Voor arbiters en voor wie goed wil arbitreren: altijd goed om regelmatig te controleren of je kennis up to date is.

Bron: Biljart totaal (oktober 2015)
Auteur: Piet Verhaar
Email: pietvangerte@hotmail.com

*** Klein verschil in annonce, groot verschil in betekenis *** Index *** Een speler heeft graag een arbiter die vlot, annonceert ***

Facebooktwitterpinterest

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *