Soms zijn regels best moeilijk (1)

Regels zijn nodig. Daar zullen we het allen over eens zijn. Regels moeten duidelijk zijn. Dat is de ene keer gemakkelijker dan de andere. Onlangs was ik ergens om deel te nemen aan voorwedstrijden. Voor aanvang maakten we, deelnemers, leiding en vrijwilligers, met elkaar kennis, voor zover nodig. En omdat ik door deze schrijfsels inmiddels een redelijke bekendheid geniet, kwam, als zo vaak, het gesprek al gauw op voorvallen tijdens wedstrijden.

Ik ben daar altijd blij mee, want toen dit blad nog als officieeel orgaan van de KNBB fungeerde, kwam het bij elke vereniging maandelijks op de mat en werd het binnen elke vereniging door een aantal mensen opengeslagen. Dat had weer tot gevolg dat ik elke maand meerdere onderwerpen kreeg voorgelegd, waar ik schrijfstof uit kom putten. Ook om deze reden spijt het mij dat dit blad niet meer bij elke vereniging komt. Ik moet nu mijn inspiratie veel meer opdoen door zelf dingen op te merken. Lees verder: Soms zijn regels best moeilijk (1)

Soms zijn regels best moeilijk (2)

Na het vorige schrijfsel, u weet wel, over wat te doen als de speler een bal aanraakt terwijl ze tussentijds in de beginpositie geplaatst worden, ontving ik verschillende reacties.

Twee licht ik er uit. Een ervaren arbiter schreef dat hij de toelichting bij artikel 5204 lid 2 van Spel en Arbitrage Reglement (SAR), dat gaat over het tussentijds in de beginpositie plaatsen, wat verwarrend vindt. Het artikel luidt: worden de ballen tijdens een partij in de beginpositie geplaatst, dan dient de eerstvolgende carambole te voldoen aan het bepaalde in lid 2. Dat wil zeggen dat er direct vanaf de rode moet worden gespeeld. Dat geeft weinig aanleiding tot misverstanden. De toelichting gaat echter verder: maakt de speler een fout, dan is het bepaalde niet van toepassing op de tegenstander. Er is dan immers geen sprake meer van een beginpositie. Het lijkt duidelijk genoeg. Terwijl de arbiter bezig is om de ballen ‘op te zetten’ maakt de speler een fout waardoor de ander aan de beurt komt. De arbiter moet het ‘opzetten’ wel voltooien maar het is nu geen beginpositie meer, dus mag er naar eigen keuze worden afgestoten.

Deze arbiter vindt deze teks toch te verwarrend en niet duidelijk genoeg. Want zo schrijft hij, zo is het als de ballen wegens vastliggen ‘opgezet’ moeten worden. Maar als de speler één of meer ballen van de tafel stoot, moeten de ballen ook in de beginpositie geplaatst worden en uit de tekst zou je kunnen opmaken dat de tegenstander die nu aan de beurt komt, dan niet verplicht zou zijn om rechtstreeks vanaf de rode bal te spelen. Daarentegen kun je ook stellen dat de ballen voor de tegenstander in zijn beginpositie geplaatst worden, dus moet hij direct van rood spelen. De briefschrijver geeft als zijn mening dat de tekst van de toelichting bij artikel 5402 lid 2 zou moeten luiden: Worden tijdens een partij de ballen opnieuw in de beginpositie geplaatst dan moet de eerstvolgende carambole voldoen aan het bepaalde in artikel 5204 lid 2. Maar maakt de eerst aan de beurt zijnde speler , nadat de arbiter heeft aangevangen om de ballen in de beginpositie te plaatsen, een fout waardoor de beurt naar de tegenstander gaat, dan is dit bepaalde niet van toepassing voor de tegenstander.
Er is dan immers geen sprake meer van een beginpositie. De nu aan de beurt komende tegenstander gaat spelen vanaf de positie die vóór het maken van de fout nog als positie voor de aanspeelbal werd aangemerkt.

Wat deze arbiter schrijft is juist. Het criterium is voor welke speler de ballen in de beginpositie worden geplaatst. Een ervaren en goed opgeleide arbiter zal hier weinig moeite mee hebben. Maar vaak genoeg staat er een gewoon team- of clublid aan de tafel als arbiter. Met wat minder kennis van de arbitrageregels onder de pet. En dan kan deze toelichting best voor verwarring zorgen. En een wat meer uitgebreide toelichting zou denk ik door velen op prijs gesteld worden.

Een andere briefschrijver maakte mij attent op een veel voorkomend fout gedrag. Een bal springt tijdens een partij uit. De speler die de bal van de tafel stoot, vangt of raapt hem op en plaatst die bal meteen op de voorgeschreven stip. Voorbeeld 2: speler maakt zijn laatste carambole maar de tegenstander heeft nog de gelijkmakende beurt. De speler die begonnen is en zijn laatste carambole heeft gemaakt, is de arbiter behulpzaam met het plaatsen van de ballen. Wat doe je als arbiter in zo’n geval?
Als de ballen, voordat hij ze aanraakte, even tot stilstand kwamen, kan zijn laatste carambole niet meer herroepen worden. Je kunt hem dus niet de beurt ontnemen want hij is al klaar en de beurt is al overgegaan op de tegenstander. Je kunt er dus eigenlijk weinig mee. Waar je wel om moet denken is, dat de speler een of meer ballen beetpakt met wellicht bezwete of vettige handen. Daarmee kan hij ongeoorloofde invloed uitoefenen op de loop van de ballen en daarmee de partij van zijn tegenstander beïnvloeden. Dat mag niet. Je zult dus als arbiter de ballen even met een doek moeten schoonwrijven. Uiteraard geef je de speler een vermaning. Doet zo’n speler het later toch weer, dan wordt het anders.
Dan wordt het bewust onsportief gedrag.
Daar hoort een officiële waarschuwing bij.

Bron: Biljart totaal
Auteur: Piet Verhaar
Email: pietvangerte@hotmail.com

*** Soms zijn de regels best moeilijk (1) *** Index *** Een begin met valkuilen ***

Beste van Frédéric Caudron 2003-2007

Beste van Frédéric Caudron 2003-2007
Beste van Frédéric Caudron 2003-2007

De vele kwaliteiten van Frédéric Caudron vastgelegd op 1 DVD. Meer dan 140 verschillende stootbeelden uitgevoerd gedurende de periode van 2003 – 2007. Fragmenten van Europese finales clubteams, het EK en WK, de Biljart Master Tour en de Franse “Top Ligue” etc.

De moeilijkheidsgraad van de getoonde punten gebruikt de kampioen zelf als basis om er een klassement aan te koppelen Spectaculaire punten, herhalingen in vertraging en diverse grafische toelichtingen Commentaar van Frédéric Caudron en Eddy Leppens.

Nederlands gesproken Speelduur 115 minuten

René Vingerhoedt

René Vingerhoedt
René Vingerhoedt

Geboren in Antwerpen op 29 oktober 1921, overleden te Antwerpen op 14 februari 2005, René was een Belgische biljartlegende en het grote voorbeeld van Raymond Ceulemans.

Vingerhoedt won 22 Europese titels en werd tweemaal wereldkampioen driebanden (1947 en 1960), een biljartspel waarin hij in de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw uitblonk. Hij was de eerste die in dit spel een moyenne van meer dan 1 bereikte. En hij won nog een wereldkampioenschap artistiek biljarten.

Hij won 37 nationale titels. Toen hij 17 was werd hij wereldkampioen artistiek biljarten. Lees verder: René Vingerhoedt

Valere Verstraete – ABC van het biljartspel (1964)

Valere Verstraete - ABC van het biljartspel (1964)
Valere Verstraete – ABC van het biljartspel (1964)

Alle biljarters, ook de wereldkampioenen, zijn gelijk begonnen, namelik aan 0 gemiddelde.

Sommigen halen na 20 jaar soms 2 of 3 gemiddeld. Anderen klimmen binnen enkele jaren flink in de hoogte.

Aan wat is dat te wijten?
Het ene aan het feit dat te veel spelers reeds in den beginne deze sport verkeerd aanleerden, en wat erger is in hun verkeerde gewoonten zijn blijven steken.
Het andere aan het feit dat 90% der liefhebbers inderdaad talent bezitten en zich kunnen vervolmaken, mits een optimale combinatie van praktijk met theoretische kennis.

De bedoeling van dit handboekje is deze onmiskenbare theoretische kennis in het bereik te brengen van ieder doorsneespeler. En dat doel is ongetwijfeld bereikt als u onderstaand berichtje leest dat Raymond Ceulemans ons schreef na inzage van het manuscript:

“Dit ‘ABC van het biljartspel’ kan ik, als leerboek aan alle biljartliefhebbers ten zeerste aanbevelen. De theorie is klaar en eenvoudig. De stootbeelden zijn goed gekozen. Ik wens de auteur geluk en het boek veel succes, tot bevordering van de biljartsport.”

ISBN-nr. 90-310 0337 9
Paperback
2e druk 1964
Reinaert Uitgevers Zele België

Joop van der Hoek – Carambole, de wereld van het biljart (1966)

Joop van der Hoek - Carambole, de wereld van het biljart (1966)
Joop van der Hoek – Carambole, de wereld van het biljart (1966)

Een fascinerende sport, het biljarten. Maar een sport waar weinig over is geschreven. Dit boek voorziet daarom in een behoefte.
Carambole wil op de eerste plaats de biljartsport laten leven. Het onvermijdelijke historische overzicht is daarom zo kort mogelijk gehouden en de schrijver knoopt al snel aan bij tijden die nog maar vlak achter ons liggen. Het grootste deel van het boek is van deze tijd (1966!): belangrijke wedstrijden, kampioenschappen, spelersportretten, alles geschreven met de nuchtere humor die vele insiders schijnt te kenmerken.

Waar voor velen het biljarten een doolhof schijnt te zijn, licht Joop van der Hoek de verschillende spelsoorten toe en voor wie de vele vertakkingen van de sport der rode-en-witte ballen al in het hoofd heeft, bevat dit werk het nodige hoogst interessante cijfermateriaal.

Veel aandacht voor biljartcoryfeeën uit het verleden zoals: een nog jonge Ceulemans, Tony Schrauwen, Piet van der Pol, Henny de Ruyter, Herman Popeijus, Henk de Kleine, Jan Sweering, Jean Mary, Tiny Wijnen, Henk Scholte, Hans Vultink, René Vingerhoedt, Jos Vervest, René Gabriëls e.v.a.

  • Auteur: J van der Hoek
  • Uitgever: La Rivière & Voorhoeve, Zwolle – 1966
  • 173 pagina’s met 48 zwart-wit foto’s.
  • Achterin een register met trefwoorden.
  • Harde kunststof kaft, zonder stofomslag.

Wim Kleine – Het leuke van biljarten (1986)

Wim Kleine - Het leuke van biljarten (1986)
Wim Kleine – Het leuke van biljarten (1986)

De meesten van ons kennen biljarten alleen maar als een verrukkelijk caféspel. Leuk om te doen en leuk om naar te kijken. Maar, biljart is meer. In zijn hoogste vorm, het spel in de ereklassen, is het bijna een kunst

Wim Kleine geeft in dit boekje vele nuttige adviezen. Waar en hoe leer je biljarten. Waar moet je op letten als je een tweedehands biljart koopt.

Hoe kom je in de sport verder.

Ook voert hij de lezer binnen in de wereld van topbiljarters, van de driebanders en de kadristen. Hij doet dat eerlijk en objectief zegt Raymond Ceulemans in zijn voorwoord bij dit boekje.

 

Productgegevens:

  • Taal Nederlands
  • Uitgever HEMA
  • Jaar van uitgave 1986
  • Pagina’s 64

René Gabriëls – van het groot spel naar de Série-Américaine (1944)

René Gabriëls - van het groot spel naar de Série-Américaine (1944)
René Gabriëls – van het groot spel naar de Série-Américaine (1944)

In het eerste deel begint Gabriëls met algemene informatie over het grote spel.

Vervolgens over het verzamelen der ballen, oefen- en fantasiestoten en gaat hij uitgebreid in op de série-américaine, laat hij hele séries-américaine zien, en zet hij uiteen hoe men van een willekeurige positie zo snel mogelijk de ballen in de serie heeft liggen.

Het tweede deel van dit boek bestaat uit de “Atlas bij van het grootspel naar de Série Américaine” en bevat alle afbeeldingen, waarnaar in het eerste deel wordt verwezen.

Tot slot worden er een groot aantal foto’s getoond met de keuvoering in diverse situaties.

 

 

Uitgever: Foresta Groningen
Harde kaft met boekomslag.
Deel 1: 184 pagina’s
Deel 2: 83 pagina’s

René-Gabriëls-Van-het-groot-spel-naar-de-Série-Américaine-(1944)a

10 over rood

10-over-roodHet 10 over Rood wordt gespeeld met de drie ballen op tafel.

Zoals de naam al doet vermoeden speelt men elk te maken punt EERST via de rode bal en is het de bedoeling om in totaal 10 caramboles te maken.

Het leukste is het om dit spel met een groepje te spelen. Men speelt allen met dezelfde witte, of gele bal. De bedoeling is dat ieder die de 10 caramboles haalt voor dat moment klaar zijn met het spel. Diegene die overblijft en niet de 10 caramboles haalt, is helaas de verliezer. Meestal word er om een rondje gespeeld en betaald de verliezer van het spel.

Op het aantal van 7 punten staat men vast en kan men zijn punten niet meer kwijt raken. Mis je rood en je hebt nog geen 7 punten behaald, dan verlies je het tot dan toe behaalde aantal punten en moet men weer van nul af starten. Het is gangbaar dat de laatst carambole moet worden gemaakt door een driebandstoot, of een losse bandstoot. Dit om nog lang de spanning er in te houden.

Als er bij de spelers een groot niveau verschil aanwezig is, wordt vaak afgesproken dat de sterkere speler bijvoorbeeld 10 driebanders, of 10 bandstoten moet maken. In de kroeg is dit het een zeer populair spel. Er zijn biljartclubs die hier toernooien in houden. De genoemde aantallen caramboles of wanneer met “vast” staat kan onderling anders worden afgesproken.

10-over-rood-aanvang-01

Toernooi:

Een pool van 4 spelers, de laatste die er nog geen heeft weten te scoren valt af. Vervolgens door loting een nieuwe pool van 4 en zo verder totdat er een finale ontstaat van één tegen één en de winnaar is bekend.