Lezen en leren

je-houdt-niet-meer-van-me-02a
Zelfs mijn vrouw is regelmatig jaloers op de aandacht die mijn Longoni’s en hun Kamui’s krijgen, het blijft schipperen…….

Beter leren biljarten begint met het begrijpen van de technieken en natuurlijk deze heel veel trainen, iedereen kan beter leren biljarten. Het kost tijd en energie maar je zult zien dat je op een gegeven moment vooruitgang boekt. Lees verder: Lezen en leren

Techniek van de afstoot deel III

Het laatste artikel van mijn hand over de techniek van de afstoot lijkt meer vragen op te roepen dan antwoorden te geven. Met name begrippen als ‘lange en kort’ afstoot en ‘doorgaan in de bal’ laten zich niet verenigingen met de stelling dat de werkelijke contacttijd tussen bal en pomerans slecht 1 á 2 duizendste seconde is. Dit is slechts schijn. Wellicht maakt een simpele observatie bij andere sporten het een en ander duidelijker, zoals bij tennis en golf.

Een tennisbal haalt bij de profs gemakkelijk snelheden van 100 km/uur en meer. De aanvangssnelheid van de tennisbal bij het verlaten van het racket is nog belangrijk hoger. Voor een ieder is direct duidelijk dat een mens niet in staat is om aan een tennisracket een snelheid mee ten geven van bijvoorbeeld 150 km/uur. Ook de golfer die bij het afslaan van de pin de bal met meer dan 250 km/uur wegslaat kan deze snelheid onmogelijk uit zijn lichaam persen. Ook hier zijn de contacttijden zo klein en het verschil in massa tussen bal en racket of clubhead bepalend voor de hoge aanvangssnelheid. En ja de golfer is niet in staat ‘lang of kort’ af te slaan. Altijd zal de golfclub na het contact met de bal zijn weg vervolgen. Bij golf heet dit de swing.

Net als de biljarter maakt de golfer zijn afslag altijd af.
Net als de biljarter maakt de golfer zijn afslag altijd af.
Net als de biljarter maakt de golfer zijn afslag altijd af.
Net als de biljarter maakt de golfer zijn afslag altijd af.

Heel goed is ook te zien hoe toptennisser Roger Federer zijn slag altijd afmaakt met een doorgaande beweging van zijn racket. Elke tennisspeler doet dit, maar bij Federer lijkt dit meer vloeibaar, werkelijk een lust voor het oog.
In onze sport is dit niet anders, maar wel veel minder zichtbaar, simpel omdat de snelheden veel lager liggen. De biljarter is echt niet in staat om ‘kort of lang’ af te stoten. Altijd zal de keu door zijn massa na contact met de speelbal doorgaan. Dit aanleren van afstoten gebeurt dan ook geheel onbewust en is later nauwelijks beïnvloedbaar. Door heel veel een bepaald stootbeeld te spelen wordt de afstoot wel steeds constanter, waardoor de speler de juiste snelheid (lees energie) geeft, behorende bij dat stootbeeld.

Ook wordt hardnekkig gedacht dat een korte of langere afstoot invloed zou hebben op de loop van de aan te spelen bal. Heeft de speelbal het contact met de pomerans eenmaal verloren dan is slechts de snelheid en de eventuele rotatie (door het geven van effect) van invloed op de botsing met de aan te spelen bal. Meer of minder doorgaan met de keu heeft hierop geen invloed meer, immers het contact met de pomerans is dan allang verbroken. Duizelt het al, geen nood gewoon doorgaan met biljarten. Goed spelen heeft meestal meer te maken met spelinzicht dan met de perfecte afstoot. Ik kom daar later nog graag op terug.

Bron: Biljart Totaal (augustus 2016)
Veel speelplezier,
Hans de Jager
h.d.jager@gmail.com

Techniek van de afstoot deel II

Ik heb behoorlijk wat reacties ontvangen op mijn proza in het maart-nummer van Biljart Totaal over het onderwerp ‘de afstoot‘. Een breed scala aan meningen kwamen voorbij, positieve, maar ook negatieve kritiek. Met de positieve ondersteuning ben ik natuurlijk blij en is het bewijs dat mijn schrijfsels bij veel biljarters goed overkomen.

Negatieve reacties maken me echter nog nog blijer. Je blijft hierdoor scherp en analyseert nogmaals het ontstane gedachtegoed. Weerleggen kan ik het niet altijd om de simpele reden dat ik (nog) niet staat ben aan de hand van filmbeelden te bewijzen wat er werkelijk gebeurt gedurende de zeer korte tijd bij de botsing tussen pomerans en speelbal. De actuele contacttijd ligt naar alle waarschijnlijkheid tussen de één- en tweeduizendste seconde en de speelbal verplaatst zich dan slechts ongeveer twee millimeter tijdens het contact met de pomerans. Lees verder: Techniek van de afstoot deel II

Trekstoten

Al verwacht men het niet zo snel, toch heeft deze oefening een opvallende overeenkomst met de vorige oefening. Het gaat hierbij om het bepalen van het mikpunt. Ook hier ligt het mikpunt op de plek waar de lijn van het middelpunt van bal twee naar bal drie bal twee verlaat. (Zie ook oefening zes)

Aanstoorpunten uitleg (vertikaal)
Aanstoorpunten uitleg (vertikaal)

Het aanspeelpunt van de speelbal ligt nu niet bovenin de bal, maar onderin. (Zie stoothoogten)

Ook deze bal dient zonder effect gespeeld te worden. Een trekstoot is een korte, felle stoot waarbij u de keu gerust als het ware door de speelbal heen mag duwen.

Pas hiermee echter op als de speelbal kort op bal twee ligt. U kunt dan heel eenvoudig een biljardé veroorzaken waardoor de carambole ongeldig wordt.

Breng ook bij deze oefening de nodige variatie aan door de hoek tussen de ballen te veranderen als ook de afstand waarop de ballen ten opzichte van elkaar liggen. Ook hier geldt dat het liften van de achterhand kan helpen.

Doe dit echter niet te sterk, anders is de kans op een kets zeer groot aanwezig.

trekstoot-01
Zoals je ziet is ook dit soort ballen na enige oefening prima te verzamelen.

Doordouwer II

Eén van de drie onderwerpen waarover ik telkens word aangesproken is de biljardé. Reden om daar vorige maand nog eens aandacht aan te schenken. En jawel weer levendige reacties! Wat opviel dat er nog steeds veel misverstand bestaat over de tijd dat de pomerans in contact is (lees blijft) met de bal.

Veel spelers en arbiters beseffen niet dat de contactduur tussen pomerans en speelbal slechts ongeveer 1/1000 seconde bedraagt, afhankelijk van de hardheid van de pomerans. Is een pomerans bovenmatig hard, dan neemt de contacttijd drastisch af, bij een zachte pomerans duurt het contact wat langer. Gedurende deze 1/1000 sec. verplaatst de speelbal zich slechts maximaal 5 mm in de afstootrichting van de keu. Daarna vervolgt de speelbal zijn eigen weg met een snelheid, die ongeveer 2,5 keer zo hoog is als die van de keu. De keu kan de speelbal dus eenvoudig nooit inhalen. Lees verder: Doordouwer II

Nieuw seizoen, nieuwe ballen, nieuw laken

Zoals beloofd een aantal zeer nuttige inspeelstoten, die direct informatie geven over de ballen en/of het laken.

Stootbeeld 1 is de zogenaamde ’twee keer rond’ stoot, bekend van het drie-banden. Speel van hoek naar hoek niet maximaal mee-effect. Eindigt de speelbal op de korte (boven)band dan is de afslag van de tafel lang (nieuw laken), eindigt de speelbal op de lange band, dan is er sprake van een korte afslag. Dit stootbeeld geeft ook meteen een indruk van de snelheid van het laken, maar oude of nieuwe ballen hebben nauwelijks invloed. Lees verder: Nieuw seizoen, nieuwe ballen, nieuw laken

Ken uw sport – Biljarten

INHOUD Per hoofdstuk:

Algemeen gedeelte
I Materiaal en spelregels
II Houding en afstoot
III Stoottechniek
IV Dikte van aanspelen en vaartoverdracht op de 2e bal
V Afkaatsingshoek van bal 1 en 2
VI Invloed van het verticale of hoog effect
VII Het theoretische mikpunt
VIII Werking van het zij-effect
De verschillende stootvormen
IX De Trekstoot
X De Doorschietstoot
XI De Snijstoot
XII De Amorti
XIII De Klotsstoot
XIV De Ontmoetingsstoot
XXIV De Losse-Bandstoot
XVI De Piqué en de Massé
XVII De Piqué
XV1II De Massé
Het kleine spel
XIX Het Verzamelen
XX Het Plaatsen
XXI liet Libre-spel
XXII Het Cadre-spel
Het driebandenspel
XXIII Het Diamond Systeem (verkort)
XXIV Dc Losse-Bandstoot
XXV Verdedigend spel en het vermijden van de klots Lees verder: Ken uw sport – Biljarten

Techniek van de afstoot

Iedere biljarter heeft een ‘eigen’ afstoot. Deze komt tot stand doordat de speler met zijn stootarm- en hand de keu tegen de speelbal ‘stoot’ . De snelheid waarmee de keu de bal raakt bepaalt grotendeels de loop van de speelbal. De achterhand, de pols, de onderarm en in mindere mate de bovenarm maken eerst een achterwaartse beweging om daarna de ongeveer 500 gram wegende keu tegen de speelbal (200 gram) voorwaarts te stoten (zie tekening).

Op het eerste gezicht lijkt dit voor alle spelers hetzelfde, maar schijn bedriegt. Sterker nog iedere speler heeft zijn eigen karakteristieke afstoot! Want de combinatie van hand, pols, onderarm genereert een slingerbeweging die zeker niet lineair is en vaak van afstoot tot afstoot zal verschillen. Dit komt het beste tot uiting bij de trekstoot: hoe meer versnelling nog aanwezig is in de afstoot als de pomerans de speelbal treft hoe groter het ’trekeffect’ op de speelbal: Lees verder: Techniek van de afstoot

Wie heeft de keus…

Dat trekken om te bepalen wie er mag beginnen, lijkt zo eenvoudig. Is eigenlijk ook eenvoudig. Soms echter is het vermakelijk om te zien hoe het wordt afgehandeld.

Niet zo lang geleden zag ik twee teams, is een niet zo hoge competitieklasse, beginnen aan één van de partijen. Beide spelers hadden netjes ingespeeld, waren nog even naar het toilet geweest, handen gewassen, de keu nog nog eens met sponsje of doekje afgewreven. Kortom, aan alle voorwaarden was voldaan om er een mooie krachtmeting van te maken.
Het teamlid dat als arbiter zou fungeren legde de ballen voor de trekstoot op de daarvoor bestemde plaatsen en deed een stapje naar achteren met de woorden: ‘ga uw gang’. De spelers legden aan, stootten af en toe was er een probleem. Lees verder: Wie heeft de keus…

Mini Pentathlon

Mini Pentathlon Scorebord
Mini Pentathlon Scorebord

Het mini-Pentathlon. De speler geeft vooraf aan of hij een eenbander, tweebander, driebander of losbander dan wel een directe stoot wil gaan maken. Een losbander geldt daarbij altijd alleen maar als een losbander! Heeft men het aantal te maken caramboles van een spelsoort vol, maar maakt men een carambole van die betreffende spelsoort, dan is deze niet geldig en is de tegenstander aan de beurt.

REGLEMENT MINI-PENTATHLON

Er wordt gespeeld volgens een afvalsysteem. Echter na de eerste ronde volgt er voor de verliezers een herkansing.

Zij die de eerste en tweede partij spelen, tellen en schrijven voor elkaar. Zo ook vervolgens bij de daarop volgende partijen.

Iedere speler zorgt dat hij op het aangegeven tijdstip of zoveel eerder als mogelijk of zoveel later als nodig, speelbereid is.

Zorg dan ook minstens 15 minuten voor de tijd aanwezig te zijn.

Indien een speler tien minuten na het officieel geplande tijdstip niet aanwezig is, wordt de wedstrijd voor hem als verloren beschouwd.

Zijn tegenstander schuift automatisch door naar de volgende ronde.

Aantal caramboles: Het aantal te maken caramboles hangt af van het opgegeven libre-gemiddelde. (Zie hiervoor tabel onderaan.)

  1. Een speler is verplicht om van te voren te zeggen of hij een eenbander, tweebander, driebander of losbander dan wel een directe stoot wil gaan maken. Een losbander geldt altijd alleen maar als een losbander!
  2. Heeft men het aantal te maken caramboles van een spelsoort vol, maar maakt men een carambole van die betreffende spelsoort, dan is deze niet geldig en is de tegenstander aan de beurt.
  3. De beslissing van de arbiter of een carambole geldig is, is onherroepelijk.
  4. Voor de aanvang van de partij wordt de trekstoot gemaakt om te bepalen wie mag beginnen. De speler die begint heeft de gemerkte bal. De tweede speler heeft eventueel de nabeurt. Indien een speler met de verkeerde bal speelt, wordt hij afgeteld met de aankondiging: “verkeerde bal”.
  5. Bij vastliggende ballen worden de spelregels gehanteerd zoals bij driebanden, te weten: de speler kiest voor een losband of voor spelen van de niet vastliggende bal of de ballen worden als volgt opgezet:
    A. Speelbal op midden-onderaquit
    B. Andere witte bal op middenaquit
    C. Rode bal op de bovenaquit.
    (n.b.: alleen de vastliggende ballen worden opgezet!) Dit geldt ook bij uitspringende ballen.
  6. Verboden zones (libre-hoekjes) ontbreken op het biljart.
  7. Bij gelijk eindigen van een partij is die speler winnaar, waarvan het percentage van zijn hoogste serie in diens partij ten opzichte van zijn aantal te maken caramboles het hoogste is.
  8. Wanneer er sprake is van ‘beste verliezer’ wordt hiermede bedoeld hij die in percentages uitgedrukt de kleinste nederlaag heeft geleden.
  9. Slechtste winnaar is hij waarvan het percentage van zijn hoogste serie in die partij ten opzichte van zijn aantal te maken caramboles het laagste is. Is dit percentage gelijk, dan beslist de hoogste serie.
  10. De wedstrijdleiding heeft het recht om het aantal te spelen caramboles van een deelnemer aan te passen.
  11. Bij beste verliezers geen twee opeenvolgende partijen tegen dezelfde speler. De wedstrijdleiding gaat dan tot loting over onder de (beste) verliezers.
  12. In  alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de wedstrijdleiding.

Download de tellijst: Beja_Mini_Pentathlon_Tellijst

Download de Handicaptabel: Mini_Pentathlon_Handicaptabel

Handicaptabel mini-Pentathlon:

Libremoyenne Direct 1-band 2-band 3-band losband Totaal
4.00 en hoger 5 5 5 5 5 25
3.00 t/m 3.99 5 5 5 5 4 24
2.50 t/m 2.99 5 5 4 4 4 22
2.00 t/m 2.49 5 5 4 4 3 21
1.50 t/m 1.99 4 4 4 3 3 18
1.00 t/m 1.49 4 4 3 3 2 16
0.00 t/m 0.99 4 3 3 3 1 14