We hebben het over Rini van Bracht
4 November is dan de dag van de onbekende held. Maar volgens HANK is alleen deze ene dag niet voldoende voor het eren van onze echte voorbeelden. De held van Renate Verhoofstad is biljarter Rini van Bracht (naast voetballer Ad van de Wiel natuurlijk). Allen uit Waalwijk.
Ze hadden thuis een café met een biljart, bij Rini van Bracht. Als hij moest slapen, lag hij op de vloer van de eerste verdieping door een gaatje naar het biljarten te kijken. Het menneke uit Waalwijk bleek een natuurtalent, en won de ene titel na de andere. Toen kwam er een noodlottig auto-ongeluk, dat hem een oog kostte. Dat leek einde carrière. Maar niet voor Rini van Bracht. Hij vocht zich terug naar de top en werd zelfs twee keer wereldkampioen, in de tijd van Raymond Ceulemans, de geweldenaar uit België.
2,84 bij 1,42 meter
In de garage achter zijn twee-onder-een-kapwoning in Waalwijk doet de biljartcrack van weleer vier ferme stappen vooruit en twee passen opzij. Het is passen en meten. Zoals het ook ging toen Rini van Bracht en zijn vrouw Marjan halverwege de jaren zeventig een onderkomen zochten voor hun nog jonge gezin. Rini had het huis van binnen amper geïnspecteerd of hij zei al tegen Marjan: ‘Laten we het maar doen.’ Vooral omdat in de garage een biljarttafel van 2,84 bij 1,42 meter paste. Veertig jaar later staat Rini van Bracht opnieuw in zijn ‘trainingshok’. Of wat daar, tussen de whirlpool, de sauna, de stoomcabine en de zonnebank, nog van over is. In het midden staat een biljarttafel op haar zij. Een stevige tante, met de benen in de lucht.
Een echte Wilhelmina
‘Klusje in opdracht,’ zegt Rini (1947), die in het dagelijkse leven nog steeds in de verhuur en het onderhoud van biljart-tafels zit. ‘Ik heb de boel gecontroleerd, opgeknapt, aangesloten. Straks span ik er ook nog een nieuw laken op en dan gaat het volgende maand hier op Bloemenoord in de verhuur. Daar zijn in een buurthuis wedstrijden voor oudjes. Dit is een goed biljart, hoor. Een echte Wilhelmina, uit Amsterdam.’ Hij wijst naar de verwarmingselementen onder het biljart. ‘Dat repareer ik allemaal zelf. Ik ben een echte klusser.’
Vrouwen in ondergoed
Vakmanschap is meesterschap. Op of onder de tafel. Het heeft Rini van Brachts hele leven beheerst. Het begon allemaal in de Thalia, het café dat Rini’s vader bestierde in het centrum van Waalwijk. Daar werd in de grote zaal volop gefeest en gedanst, maar Van Bracht herinnert zich ook de modeshows van de Corsetterie: ‘Dan vroeg mijn vader ’s middags of ik de zaal even wilde aanvegen, maar als de modeshow begon, dan was het: wegwezen. Vrouwen in ondergoed mochten wij thuis niet zien.’
Biljartbloed
En natuurlijk werd er in de Thalia ook gebiljart. Kader, libre, bandstoten, maar toch vooral driebanden. Door klanten in het café. En door leden van biljartvereniging ’t Zwaantje. Marinus, Rini’s vader, en ome Piet van Bracht uit Cuyk zaten via een selectie bij de beste acht van Nederland, dus biljarten zat de Van Brachts wel in het bloed. Rini’s oudste broer Peter van Bracht kon er ook wat van, nou, die wist ’m ook goed te raken. Maar als de broers Van Bracht onderling een potje speelden, en Peter miste soms een bal, dan kwam hij vaak niet meer aan de beurt. Dan was de partij zo uit. En de winst meestal voor de jongste van het stel: Rini dus.
ALS KLEIN MENNEKE STOND HIJ OP EEN PAAR COLAKISTJES OM BOVEN HET BILJART UIT TE KOMEN
En zo groeide de kasteleinszoon uit Waalwijk op, samen met zijn zes broers en twee zussen, op en rondom het biljart. Als klein menneke stond hij op een paar colakistjes om boven het biljart uit te komen en begon zo steeds serieuzer te spelen. Met reuzensprongen ging hij vooruit, hij maakte de ene carambole na de andere. Van Bracht: ‘Wat goed is, komt snel, zei Joris van den Bergh ooit. En zo was het met mij ook. Ik had balgevoel. Dat gold ook voor tennis en voetbal. Op mijn vijftiende stond ik al als buitenspeler in het eerste van WSC. En als ik de bal had, dan kwam er niemand meer aan. Ik kon álles met die bal.’
Tien puntjes spelen
Maar in plaats van het voetbalveld werd het dus het groene laken. En zo kon het gebeuren dat klanten in de Thalia bij Marinus van Bracht al rap naar zijn zoon Rini begonnen te vragen: ‘Zeg, is dat ventje al thuis van school?’ Die wilden tussen de middag dan nog even snel tien puntjes spelen. Maar van dat kleine menneke konden ze mooi niet winnen. ‘En dan kreeg ik een flesje limonade of een stuk chocolade,’ aldus Van Bracht.
Bezéten
Hij weet nog dat hij op de Sint-Petrusschool zat, in dezelfde klas als Piet Elbers, de kapper. En als hij Piet nu wel eens tegenkomt in Waalwijk, dan zegt hij nog steeds: ‘Rini was sneller thuis van school dan dat hij op school was.’
Van Bracht lacht. ‘En dat was ook zo. Ik was bezéten van die sport. Dan had ik ’s ochtends voordat ik naar school moest, al staan te biljarten in mijn pyjama. En na school, hetzelfde ritueel.’
Een extra dot gas
Dan rende Rini als een bezetene door de Broederstuin, de kortste weg naar huis, en sprintte dan heel hard naar de kruising van de Julianastraat en de Stationsstraat om te kunnen zien of in de verte, in café de Thalia, de biljartlampen al brandden. ‘En als ze brandden, dan baalde ik, want dan waren er al mensen aan het spelen. Maar als ze uit waren, dan gaf ik nog een extra dot gas. En dan kwam ik binnen gehold, gooide zo mijn schooltas in de hoek, greep snel een keu en legde die zó, hup op het biljart. Bezet!’
Toon Hermans
Hij was helemaal verzot van het spel met de drie ballen. En als de mannen van ’t Zwaantje ’s avonds in de Thalia van acquit gingen, dan stond kleine Rini steevast ergens in een hoek van de biljartzaal opgesteld. En maar observeren, gluren en genieten van het geluid van een perfect uitgevoerde carambole. Tik-tok. Of, zoals Toon Hermans het ooit zo mooi verwoordde in zijn liedje ‘Café biljart’: ‘Klein stukje groen voor het eenzame hart. Het schuifje zegt klik, balletje tik. Die ene ben jij, die andere ben ik.’
De tijd van de nog ivoren ballen
We schrijven het begin van de jaren zestig. Dan kon uit de jukebox in het café muziek van Cliff Richard & The Shadows op de achtergrond klinken. Of van de Beatles, die met ‘Please Please Me’ net hun eerste hitje hadden gescoord. En ondertussen trekstootten ze er in de Thalia vrolijk op los, met echte ivoren ballen, wat toen nog mocht.
Op gevoel
Van Bracht: ‘Dat was nog eens biljarten. Het vergde een heel andere techniek, maar je kon er zoveel meer mee dan met de kunststof ballen van tegenwoordig. Vooral spelen op gevoel. En dan het geluid, als de ballen elkaar raken. Ongeëvenaard. Het levert een doffer geluid op, maar je speelde met meer glans.’
Kokend water met grenadine
Hij tovert een doosje oude ivoren ballen tevoorschijn. Laat het afgesleten ivoor door zijn handen gaan. Goochelt ermee. Laat ze even tegen elkaar aan ketsen. En lijkt te genieten van het geluid dat herinnert aan zijn jeugd: ‘Ik zie mijn vader nog in de keuken staan, met een pannetje met kokend water met grenadine, en daar ging die ene wat vale roze bal dan in. En die werd dan weer prachtig rood.’
Het Brabants bont
En intussen werd het dan half negen en vond zijn moeder het wel mooi geweest. En die fluisterde: ‘Hup, naar bed jongen. Morgen is het weer school.’ Dan wist Rini het meestal nog wel een kwartiertje te rekken, maar uiteindelijk moest hij toch naar bed. ‘Wij sliepen met z’n allen, negen kinderen in totaal, op een grote overloop. En links achter het Brabants bont lagen er twee, daar twee, hier twee. Dat kreeg je met zo’n partij kinderen.’
DAT WAS MIJN FANATISME, MIJN INTERESSE, MIJN LIEFDE VOOR DE SPORT
En als uiteindelijk iedereen lag te pitten, dan kroop Rini weer stiekem uit bed. Die had net zo lang met een schroeven-draaier in de houten vloer gekerfd totdat er een kijkgat was ontstaan, precies boven de biljarttafel. En daar lag Rini dan, op zijn buik, door een kier in het plankier naar het biljarten te koekeloeren. ‘Dat was mijn fanatisme, mijn interesse, mijn liefde voor de sport. En dat is altijd gebleven, dat is alleen maar erger geworden.’
‘Zoek het maar uit, ieder voor zich’
Prachtige herinneringen, aan een gouden tijd. Tot op een dag het noodlot toesloeg en de Thalia in brand vloog. Vlammen sloegen uit het dak. De hele bende ging in rook op, het biljart incluis. ‘Dat was in 1963 of 1964. Het café moest helemaal opnieuw opgebouwd worden. Maar daar was geen geld voor, dat kon mijn vader niet ophoesten. Hij was heel slecht verzekerd, hoorde ik later van mijn oudste broer. En toen waren mijn ouders het café dus kwijt. Wat ervan over was, hebben ze aan de gemeente Waalwijk verkocht.’
Ieder voor zich
En alsof het leed niet groot genoeg was, kwam daar twee jaar later de klap van het plotselinge overlijden van Marinus van Bracht nog overheen. Rini zal het nooit vergeten. Zijn vader stond in oktober 1966 in de sportzaak van Toon van de Ven een beker uit te zoeken, omdat op dat moment een biljart-toernooi in café het Galgenwiel werd gespeeld. Zakte hij in de winkel zomaar in elkaar. ‘Daar kreeg hij zijn eerste hartinfarct. En ’s avonds kreeg hij er nog een infarct overheen. En toen was hij dood. Lag hij daar, in het oude ziekenhuis bij de kerk. En daar zat mijn moeder dan, met negen kinderen. Ik was zeventien jaar. En dan is het: “Zoek het maar uit.” Ieder voor zich.’
Straalkachel
En dat is wat Rini deed: zijn eigen weg zoeken. Hij stortte zich nog meer op het biljarten. Trainde in zijn eentje urenlang in een zaaltje onder de kerk dat hij kon huren voor vijf gulden in de maand, maar waar het in de winter zo stervenskoud was dat Rini om de tien stoten voor de straalkachel moest gaan staan, omdat anders zijn vingers bevroren. Of hij legde in café City een biljartje tegen Henny de Ruyter, die ándere biljartcrack uit Waalwijk en in die tijd al vijfvoudig kampioen van Nederland. ‘Dat was een grootheid in Waalwijk, tegen wie ik als klein ventje best wel opkeek en die me heel wat fijne kneepjes heeft geleerd.’
Driebandenkampioen van Nederland
Niemand had toen kunnen bevroeden dat de ene Waalwijker de andere rap zou overvleugelen, zoals een piepjonge Rini van Bracht tijdens het NK Driebanden van 1970 in Arnhem al bewees. ‘De Ruyter valt uit het zadel,’ schreef Nico van der Zwet Slotenmaker in De Telegraaf. En tekenend zijn ook de beelden uit het archief van Beeld en Geluid van dat toernooi en hoe de commentator vanuit hotel Haarhuis de rivaliteit tussen de twee stadgenoten op fluistertoon omschreef:
Henny de Ruyter overziet razendsnel de situatie, en dan vloeit er zomaar een haarzuivere carambole uit zijn keu. Anderen staan soms lang te peinzen over een opdracht. En weer zo’n fraai getimede carambole. Laten we onze aandacht nu richten op die andere Waalwijker, de 23-jarige Rini van Bracht. Rini’s vrouw wordt er nerveus van. Want wat deze jongste deelnemer hier tijdens dit NK doet, kan hem de titel brengen. Uitstekende stoot, exact berekend.
En hier komt het opnieuw op de juiste berekening aan. De bal moet via de losse band naar de hoek. En weer raak. En als ook deze laatste stoot lukt, wordt Rini de nieuwe driebandenkampioen van Nederland. En het lukt. Ja! Hoor Rini juichen. Met een iets beter gemiddelde behaalt Rini van Bracht hier zijn eerste titel in het driebanden in zijn carrière. En nu knuffelt hij zijn vrouw.
Henny de Ruyter
‘Henny is onlangs overleden,’ zegt Van Bracht terwijl hij met een krantenartikel over hem en De Ruyter in zijn handen staat. De man die bekendstond om zijn zuivere techniek, werd 83 jaar. Tijdens de crematie in Vlijmen kwamen al die herinneringen weer boven. ‘Dat ik als twaalfjarig ventje naar het café van Henny werd meegenomen, door Kees van Muilekom, een klant van mijn vader. Die had tegen De Ruyter gezegd: “Bij Van Bracht loopt me nou toch een menneke rond. Die is te gek met driebanden.” En Henny, die toen al dé man in Nederland was, die wilde dat natuurlijk wel eens zien. “Och, daar zulde ’m hebben,” zei Henny op z’n Waalwijks toen ik kwam binnengestapt. “Wat wilde te drinken, ventje?” “Och, gift ’m een advocaatje met slagroom,” zei Kees van Muilekom toen.’ Van Bracht lacht. ‘Dat vergeet ik natuurlijk nooit meer. Zo begon het. En later heb ik daar de deur platgelopen.’
Grootheid
Raymond Ceulemans was er trouwens ook, tijdens de crematie. Rini had hem bijna niet herkend, zoveel was de Belgische recordmeester afgevallen. ‘Hij zag er vreselijk goed uit. Echt. Want Raymond is toch ook al vijfenzeventig hè? Maar het lijkt wel of die man al honderd jaar oud is, zo lang speelt hij al. En nog steeds, iedere zondag een wedstrijdje, in Zeeland meen ik. Hij is zo’n grootheid, maar vooral als mens is hij enorm. Hij is slim, aardig, gezellig, menselijk, onwaarschijnlijk.’
VAN DAT VENTJE GA IK NOG EEN HOOP LAST HEBBEN
En zo stonden ze daar dan, Van Bracht en Ceulemans, tijdens de crematie van De Ruyter; de nummers één tot en met drie van het WK Driebanden van 1971 in Groningen. Het betekende de grote doorbraak van de toen pas 23-jarige Van Bracht, die eerst voorbij zijn leermeester De Ruyter caramboleerde en op weg naar de finale ook nog eens de grote Raymond Ceulemans van het biljart stootte. ‘Van dat ventje ga ik nog een hoop last hebben,’ zei de Belg na afloop, al zou Ceulemans het toernooi uiteindelijk wel winnen. Vóór de Waalwijkers Van Bracht en De Ruyter, die tweede en derde werden.
Felicitaties en de wereld rond
Hoe dan ook was Rini van Brachts naam gevestigd, hij had met de winst vooral op Ceulemans enorme indruk gemaakt. In de Nieuwe Harmonie in Groningen stonden de mensen op de banken, werkelijk. Wat volgde, was een staande ovatie. Van Bracht werd bedolven onder een lawine aan felicitaties. Frans Schimmel, de voorzitter van de biljartbond, viel Van Bracht in de armen en zei: ‘Jongen, wat jij hier hebt gedaan, dat is geweldig. Fantastisch voor het toernooi én voor onze sport.’
Van Bracht: ‘Het was een sensatie. Omdat ik de eerste was die Ceulemans tijdens een WK klopte. Later heb ik hem nog een aantal keren aan het wankelen gebracht. Vooral omdat ik durfde aan te vallen. Daar hebben we het vorige week ook nog over gehad.’
3800 meter hoog
En over wat ze nog meer meemaakten met z’n tweeën. Want los van de rivaliteit op het groene laken gingen Ceulemans en Van Bracht buiten de biljartzaal uitstekend met elkaar om. Neem nou het WK van 1975 in Bolivia, La Paz. Dat was een avontuur van heb ik jou daar: Van Bracht die zich plots in zijn eentje in een vliegtuig boven de Andes bevond. Hij herinnert zich het uitzicht. Prachtig! En hoe hij uiteindelijk voet aan de grond zette in La Paz, op zo’n 3800 meter hoogte, waar Van Bracht moeite had zijn koffers te tillen, vanwege de ijle lucht. Afijn, Van Bracht ziet een eindje verderop op de luchthaven Raymond Ceulemans met zijn koffers staan. Maar die had van een gebrek aan zuurstof helemaal geen last. ‘Ik zei nog tegen hem: “Wat ben jij toch voor een heel speciaal, bijzonder iemand.”’
Autokrik
“Awel, ik heb daar helemaal geen problemen mee, munne jongen,” zei hij doodleuk.’
Van Bracht proest het uit. Het werd een toernooi om nooit te vergeten. Zuid-Amerikaanse toestanden. Het kon tijdens een partij zomaar gebeuren dat een elektricien onder de tafel met de verwarmingsdraden bezig was. Bizarre taferelen. Om de tafel waterpas te krijgen, gebruikten ze in La Paz een waterslang. En toen dat niet lukte, haalden ze er een autokrik bij. Niet dat Van Bracht zich van de wijs liet brengen. Die caramboleerde stoïcijns voort, zoals altijd. Je bent een koele kikker of je bent het niet. En intussen ontwikkelde hij zijn talent om zich tijdens moeilijke duels door niets of niemand van de wijs te laten brengen. Het zou hem maken tot een mentaal geharde wedstrijdspeler, die dat toernooi zijn meerdere in Ceulemans moest erkennen maar opnieuw knap tweede van de wereld werd.
Het Nieuwe Biljarten
In de biljartzaal achter zijn huis loopt Rini naar de boekenkast naast de zonnebank. Trekt een boek uit de kast, over mentale weerbaarheid. ‘Biljarten zit voor de helft tussen de oren. Je moet je niet ergeren aan randzaken. Tien keer nét mis, dat zag je dus niet aan mij.’
Hij was een representant van het Nieuwe Biljarten zogezegd, een echte topsporter die niet rookte, niet dronk en een paar keer per week ging hardlopen in de Loonse en Drunense duinen. ‘En als ik De Ruyter dan tegenkwam, die toch meer van de oude stempel was, dan zei hij wel eens gekscherend: “Och, daar hedde ’m weer aan hoor, onze Emil Zátopek.” Maar ik geloofde nu eenmaal in een fitte geest, in een gezond lichaam. Ook voor een biljarter. Want je kunt veel meer weerstand, veel meer spanning verdragen.’
Uit Duitsland
Hij praat zoals hij ooit biljartte. Vol op de aanval, doorstoten, van acquit! De anekdotes zijn stuk voor stuk kleurrijk, maar vechten in zijn hoofd om voorrang, zo lijkt het. Het zijn een soort harmonica’s, ballen die via de band een paar keer terugkomen – het type stoot waar Van Bracht vroeger zelf zo’n specialist in was. Verhalen over zijn vader en de genealogie van de familie Van Bracht (‘Wij schijnen oorspronkelijk uit Duitsland te komen, dat wist ik niet’), worden afgewisseld met anekdotes over een ontmoeting met prins Claus na afloop van het EK Landenploeg in de Flint in Amersfoort om de Prins Bernhardbeker (‘Bernhard zal het te druk hebben gehad met een van zijn vriendinnen, dus stuurde hij Claus, een verschrikkelijk aardige man’) en waarom hij tegenwoordig niet meer onder de zonnebank ligt: ‘Ik heb een paar jaar geleden een paar plekjes gehad. “Zonnebank, meneer Van Bracht?” vroeg de dokter. En nu gaat Rini er dus mooi niet meer onder.’
Ge-wél-dig!
Zo’n beetje alle namen van zijn rivalen van vroeger komen in sneltreinvaart voorbij, van de Belg Ludo Dielis, de Egyptenaar Mohamed Diab en de Japanner Nobuaki Kobayashi, tot de Nederlanders Christ van der Smissen en Jan Doggen. Hij laat een Waalwijks kookboek zien, waarin Van Bracht uitleg geeft hoe je zijn favoriete gerecht – jachtschotel – moet klaarmaken. Hij vertelt dat hij tijdens het filmfestival van Berlijn nog met actrice Joan Collins aan tafel heeft gezeten, in een poepchic hotel op de Kurfürstendamm. Dat hij De Muur nog afgebroken heeft zien worden en dat thuis nog ergens een stukje muur moet rondslingeren. Hij kan dan misschien niet rijk zijn geworden van de sport, maar toch zeker enorm rijk ‘tussen de oren’. En vooral dat laatste telt. ‘Man, man, man. Zoveel meegemaakt, te veel om op te noemen.’
Miss Holland
Zoals de Telegraaf-verkiezing van de Sportman van het Jaar, toen hij tegenover Europees kampioen boksen Rudi Koopmans kwam te zitten en diens vriendin, de toenmalige Miss Holland, die haar borstpartij zo voor zich op tafel had uitgespreid. Van Bracht keek zijn ogen uit. Iedereen zat er keurig opgeblonken bij die avond. Mannen in pak, vrouwen met opgeföhnd haar. Kwam dammer Jannes van der Wal plots in een gebreide coltrui aanzetten. ‘Ge-wél-dig!’ zegt Van Bracht.
In Tokio mocht hij nog buigen voor de Japanse keizer en maakte hij live een sumowedstrijd mee. Later nam hij zijn collega-rivalen Kobayashi en Komori in Parijs mee naar een show in de Moulin Rouge. Ze geloofden hun ogen niet. ‘Ook himmel te gek!’ aldus Van Bracht.
Carrière maken
Uit een vitrinekastje, dat dienst doet als een soort schrijn, haalt hij het ene na het andere relikwie tevoorschijn. Allemaal getuigen van een lange en rijke carrière. Een dollar uit Las Vegas, waar hij ooit nog een toernooitje speelde. En een speldje van de World Billiards Association. Dat zat ooit op de rever van zijn gilet gespeld, toen Van Bracht halverwege de jaren tachtig deelnam aan de Champions League van de biljartsport. Het was een idee van de Duitse zakenman Werner Bayer, die naar het voorbeeld van de Formule 1 een profcircuit financierde. Hij vroeg de beste biljarters ter wereld in zijn stal en organiseerde toernooien overal ter wereld, die in enorme zalen en voor veel publiek werden gespeeld; voor de allereerste keer op tafels met opvallende blauwe lakens (‘zoals de tennissers tegenwoordig ook doen’) en met een rode, een witte én een gele bal voor betere zichtbaarheid. Bayer en Co wilden het biljarten als kijksport nóg interessanter maken, en dat lukte ze ook.
Vijftigduizend Duitse mark
Van Bracht was een van de vedetten die tegen de internationale biljartfederatie opboksten. Niet langer werd er voor een koffiemachientje of een schemerlamp gespeeld maar kregen spelers flinke sommen geld uitbetaald. Van Bracht: ‘Dat was revolutie natuurlijk. Aan de ene kant biljarten met het mes op de keel, maar er vielen ook hoofdprijzen van vijftigduizend Duitse mark te verdienen, boven op de twintigduizend mark die mij volgens een contract al was gegarandeerd. Dat was geweldig. Plots had ik financiële zekerheid.’
DIE DACHT AL DAT IK DOOD WAS, DAAR BEGON HET MEE
De chauffeur van de vrachtwagen heeft een noodverband aangelegd. Later hebben ze me uit de auto gehaald en naar het ziekenhuis in Den Bosch gebracht. Daar kwam Marjan heen. Die dacht al dat ik dood was, daar begon het mee. Er kwam een man op een brancard langs. “Goh, die man ziet eruit,” zei Marjan. Dat was ik dus. Diezelfde avond ben ik geopereerd.’
Gehúild
Van Bracht lag er als een mummie bij, toen de volgende ochtend de dokter bij hem kwam. ‘“Hoe lig ik erbij?” vroeg ik.
“Rechts moet je maar vergeten,” zei hij. “En links, daar gaan we alles aan doen.”
Ik heb een week in onzekerheid geleefd. En dan is biljarten ineens niet meer belangrijk. Dan is het enige belangrijke: kan ik ooit weer zien? Twee dagen later stond Raymond Ceulemans al op de stoep. Samen met zijn vrouw Angèl. Ze hadden het nieuws op de Belgische televisie gezien, waren zich kapot geschrokken. “Hoe is ’t met de oogkes, menneke?” vroeg Raymond en kneep me in mijn arm. En toen heb ik me een partij gehuild, gehúild. Zo veel emotie kwam er los. En ik zei: “Raymond, de ogen zitten nog dicht, maar ze zijn weer opengegaan.” Met andere woorden: ik leefde nog.’
Met één oog
Veertien dagen later was Van Bracht weer thuis, met zicht in slechts één oog, maar hij ging meteen naar de biljartzaal achter zijn huis. ‘Dus ik leg die ballen op tafel. En doe een beginstoot. Met één oog dichtgeplakt. Ik had altijd al een natuurlijke afstoot, zo uit de losse pols, zoals een violist dat feitelijk ook doet. En dat gevoel voor die bal, dat was er gelukkig nog altijd.’
Overleven
Net als na het overlijden van zijn vader telde voor Van Bracht slechts één ding: overleven. En dus werden er nieuwe doelen gesteld. Van Bracht wilde coûte que coûte terug naar de top, eerst van de ereklasse en daarna van de wereld, ook met één oog. Drie maanden lang trainde hij als een bezetene en meldde zich toen voor het NK Driebanden in Beekbergen. ‘“Dat wordt niks,” zeiden de mensen, “die Van Bracht degradeert zo uit de ereklasse.” Maar na vier dagen spelen had ik pas één partij verloren en alweer een serie van dertien gemaakt, wat veel is in driebanden. Het was sensatie. Iedereen wilde het zien.’
Goe’ gedaan
Uiteindelijk zou Van Bracht slechts één punt tekortkomen en won Christ van der Smissen dat NK enkel op een beter moyenne. Hoe dan ook, de Waalwijker was weer helemaal terug en liet dat niet veel later zien tijdens een landenwedstrijd in Gent, waar hij de Belg Dieles versloeg. ‘Wat denk je? Komt Ceulemans de zaal binnengezet. Die ziet de uitslag en zegt: “Da hedde gij goe’ gedaan, menneke. Ik heb advies voor u: ge moet dat andere oog ook weg laten halen.”’ Van Bracht lacht.
Vallen en opstaan
Het is het bijzondere verhaal van een carrière in twee delen. Van een biljarter die tot aan zijn auto-ongeluk weliswaar vier Nederlandse titels won, maar die zijn allergrootste successen vierde (twee Europese titels, twee WK’s en nog eens vier Nederlandse kampioenschappen) met zicht in slechts één oog. Het zou van hem alleen maar een nog legendarischer sportman maken, wiens hoogtepunt dus het WK in 1982 in Ecuador was. Waarover gezegd en geschreven werd dat het een gedevalueerd toernooi was, omdat topfavoriet Raymond Ceulemans zich niet wist te plaatsen, maar volgens Van Bracht was hij toen zo goed dat hij in Guayaquil ook de Belg zou hebben geklopt. ‘Had ook te maken met de twee tweede plaatsen tijdens de WK’s van de jaren daarvoor. ie teleurstellingen had ik nodig om uiteindelijk eerste te worden. Dat is bagage die je nodig hebt. Leren van op je bek gaan. Vallen en opstaan. En de absolute wil hebben om te winnen.’
Keitrots
In de finale walste Rini van Bracht uiteindelijk over de Japanner Yoshihara heen. ‘En vóór de finale had ik al tegen de Duitse biljarter Dieter Müller gezegd: “Als ik win, dan spring opden Tisch.”“Jaaaaah, großartig,” zei Dieter. Vond hij mooi. En toen had ik dus de tegenwoordigheid van geest om vlak voor het laatste punt naar Dieter Müller op de tribune te knikken, om aan te geven: “Hou die camera maar gereed, want dat punt leg ik er gewoon op. Nu ga ik het niet meer afgeven.”’
Aldus geschiedde. En toen kwam ineens alles eruit, te midden van die krankzinnige menigte in Guayaquil. Vijftienhonderd man joelend publiek dat tekeerging als een gek. Het waren gevoelens van puur geluk, maar vooral ook van verdriet. ‘Want dan mis je je vader. Die alleen mijn allereerste titeltje heeft meegemaakt, in Zeist, toen ik zeventien jaar was. En dat doet dan pijn. Want anders was hij er zeker bij geweest. En keitrots geweest, dat weet ik zeker.’
Van Bracht zwaait met zijn armen en trekt een denkbeeldige rechthoekige lijn om zich heen, om aan te geven waar vroeger de biljarttafel stond. Precies in het midden van wat nu dus een soort wellnesscentre is en waar opa Van Bracht op zondagochtend wel eens met zijn vrouw en twee kleindochters in het bubbelbad zit. Zijn eigen biljart staat tegenwoordig opgeslagen in een andere garage, en de trainingszaal is er allang niet meer. ‘Op een zeker moment had ik het wel gezien. En toen heb ik het hier leeggemaakt.’
De centjes
Het was nadat Van Bracht in 1993 in het Deense Aalborg naar zijn tweede wereldtitel was gecaramboleerd. ‘Ik had het wel gezien, ik was vijf keer in Tokio geweest, in Korea, in Noord- en in Zuid-Amerika. Het was geen verrassing meer. En ik ben ook gestopt omdat ik alle titels al had. En of je nou negen of tien keer wint, wat maakt dat uit? Je verzwakt. Ook in je interesse en tijdens de training en dan staat de volgende speler al klaar om jou direct te onthoofden. Ik wilde best nog laten zien wat ik kon, maar ik was ook zo nuchter om in te zien dat het na zo’n toernooi weer gewoon maandagmorgen werd. Dan klopte iedereen mij op de schouders, zo van: “Goed gespeeld, jongen.” En dan dacht ik alleen maar: ja, en hoe zit het met de centjes? Waar moeten die vandaan komen?’
Afscheid
Hij is later door de biljartbond nog wel eens gevraagd als bondscoach en ook de NOS kwam in Waalwijk op bezoek omdat ze daar in hem de mogelijke opvolger van biljartcommentator Ben de Graaf zagen. Rini van Bracht vond het best een eer, maar toen producer Rob van Velsen slechts met een kilometervergoeding als tegenprestatie kwam, heeft hij toch vriendelijk bedankt. ‘De schoorsteen moet ook hier roken.’
Hij vertrok uiteindelijk met stille trom. ‘Een officieel afscheid was er niet. Rini speelde niet meer en er is nooit iemand geweest die daar iets aan heeft gedaan. Maar dat vond ik ook wel iets hebben. Dat gedoe met die voetballers, zelfs de subtoppers, met hun afscheidswedstrijdjes. Ik vond dit veel leuker. Heb ook nooit meer een keu opgepakt.’
WAT VAN BRACHT AL DIE TIJD WEL DEED, WAS ZIJN EIGEN BROEK OPHOUDEN
Wat Van Bracht al die tijd wel deed, was zijn eigen broek ophouden. Door biljarttafels te verkopen, op te knappen en te verhuren. Hier en daar een nieuw lakentje spannen en aanverwante biljartspullen verhandelen. En overal waar Rini in de cafés kwam, werd hij door de mensen herkend als de Europees en de wereldkampioen. En dan verkocht hij weer een paar schroefkeus (‘The Choice of a Dutch Champion’) vanuit zijn koffer, een doosje ballen of wat biljartkrijt. ‘En dan maakte ik een mooi prijsje. Zo deed ik dertig jaar lang mijn handel en daar ben ik best trots op.’
Aan het einde scheen de zon
Dankzij de biljartsport heeft hij de wereld ontdekt. Zijn grenzen verlegd. Het was vasthouden en nooit opgeven. ‘Toen mijn vader overleed, in 1966, werden wij toch met z’n allen in het zwembad gedonderd. En misschien heeft dat er wel mee te maken gehad dat ik wilde overleven. Wie moest mij sturen? Niemand. Mijn moeder was met negen kinderen bezig. Dat zie je allemaal niet als je jong bent, maar als jouw leven zelf vordert en je kijkt terug, ja, dan zie je dat soort dingen. Ik heb wel eens gehoord dat mijn opa, van vaders kant, in het begin niet achter het huwelijk met mijn moeder stond. Omdat hij haar niet zo’n sterke vrouw vond. Nou, die had het flink mis. Dat mens heeft zó hard gewerkt. En is nog 95 geworden ook.’
Rini van Bracht laat het bidprentje van zijn moeder zien die dit jaar honderd zou zijn geworden, en leest trots voor wat er op de voorkant staat. Het had zijn eigen levensmotto kunnen zijn: ‘En wat er ook gebeurde, aan het einde scheen de zon.’
Dit verhaal van Renate Verhoofstad verscheen eerder in het boek ‘Sportlegendes2; twaalf winnaars die geschiedenis schreven’, onder redactie van Ad van Liempt en Jan Luitzen, Uitgeverij Balans.