Bij het kaderspel, als het biljart is verdeeld in een aantal vakken die met dunne lijnen zijn aangegeven, mag je, als bal twee en bal drie in een vak samenkomen en blijven liggen, nog maar één carambole binnen dat vak maken. Bij de volgende stoot moet één van die twee ballen dat vak verlaten of even verlaten hebben. Daarna kan de cyclus dan weer opnieuw beginnen.
De meest ideale positie bij het kaderspel is dus, als bal twee en bal drie elk aan een kant van een lijn liggen. Geoefende spelers slagen er wei in om zo’n situatie lang te laten voortduren. Steeds balletje plaatsen en voordat de ballen te ver uit elkaar rollen, een bal naar de overkant laten gaan en dan proberen om die bal weer net voor de lijn te laten stoppen. Zoals gezegd, dat is het ideaal. Maar ballen zijn eigenwijze dingen. Hebben vaak lak aan wat ideaal is en maken zo hun eigen plannetjes. Gaan bijvoorbeeld precies midden op de lijn liggen. En lachen dan in hun denkbeeldige vuistje en denken: zo, arbitertje, daar heb ik je mooi voor een probleem gesteld! Probeer jij maar eens vast te stellen in welk vak ik lig. Lees verder: Bal op de kaderliin, waar kijk ie naar?
Arbitrage van biljart: Vrijspel, Bandstoten, Driebanden en Kader
1: Houding en plichten:
Het optreden van de arbiter is rustig, tuchtvol en het getuigt van bekwaamheid in het toepassen van het wedstrijdreglement.
Hij waakt erover dat de spelers zich behoorlijk en loyaal gedragen zonder de tegenstrever te storen door gebaren of geluid.
De arbiter zal niet roken (waar dit nog is toegestaan) tijdens de partij en het drinken zoveel mogelijk beperken.
Voor de partij maakt de arbiter zich kenbaar aan de spelers. Hij wijst hen hun zitplaatsen aan, duidt het bovenacquit aan, gaat na of de biljart goed schoon is en de juiste belijning is aangebracht.
De arbiter controleert nauwgezet de inspeeltijd van 4 minuten per speler. Na 3 minuten waarschuwt hij de speler met de melding “nog een minuut”. De speler mag dan nog drie keer de opstoot (acquitstoot) proberen, of de minuut volmaken. Daarna reinigt de arbiter grondig de ballen en plaatst ze nauwkeurig voor het trekken naar de bovenband.
De arbiter nodigt de spelers uit om de afstoot te maken en telt af om gelijktijdig afstoten te garanderen.
Nadat de winnaar van het trekken naar de band zijn keuze gemaakt heeft, deelt hij deze duidelijk mee aan de schrijver.
Slechts wanneer het opschrijfbord volledig in orde is, en nadat hij de speler gevraagd heeft vanaf welk acquit deze wenst te stoten, plaatst de arbiter de ballen voor de aanvangsstoot.
De arbiter telt rustig en voldoende luid opdat de tegenstander en het publiek het spel kunnen volgen.
De arbiter zal zich niet uitlaten over een goed of slecht gespeelde carambole.
Het tellen van de gemaakte caramboles gebeurt als volgt: eerst het aantal punten (één, twee, drie,…) en daarna de positie van de ballen (entree, dedans, à cheval).entree, dedansà cheval
Als de arbiter bij vastliggende ballen de positie van dichtbij bekeken heeft, MOET hij steeds een aankondiging doen. De aankondiging is “vast aan …” of “vrij van …”.
Bij het controleren van vastliggende ballen mag de arbiter in geen geval het biljart aanraken. Op verzoek van de speler zal de arbiter, éénmalig, de positie van de vastliggende ballen opnieuw bekijken. Indien de speler zelf de situatie wenst te beoordelen, mag ook hij het biljart niet aanraken. Indien de speler het biljart toch aanraakt, is zijn bezwaar of vraag ongeldig en blijft het bij de eerste uitspraak van de arbiter.
De arbiter laat zich nooit beïnvloeden door derden bij het nemen van een beslissing.
De arbiter mag terugkomen op een foutieve aankondiging. Hij gebruikt hiervoor de term “herstel”.
Op verzoek van de speler wijst de arbiter enkel de getekende bal aan met de aankondiging “Dit is de getekende bal”.
De arbiter maakt nooit aanduidingen waardoor de speler een bepaalde keuze kan maken.
Op verzoek of naar eigen goeddunken reinigt de arbiter tijdens de partij de ballen. Hij zal steeds eerst de ligging van de bal(len) nauwkeurig merken.
Indien een bal van plaats verandert door toedoen van derden plaatst de arbiter deze bal zo juist mogelijk terug in zijn oorspronkelijke positie.
Bij een fout van de speler zegt de arbiter “Fout, noteren, puntenaantal, naam ploeg/speler, puntenaantal”. Op verzoek van de speler deelt hij de begane fout mee.
De arbiter zal verhinderen dat er gebruik gemaakt wordt van de gsm tijdens de partij.
Als een speler een voorwerp (bijvoorbeeld krijt) achterlaat op de biljart, zal de arbiter dit wegnemen om de andere speler niet uit concentratie te brengen. Wanneer de andere speler terug aan de biljart komt, overhandigt hij het voorwerp.
De arbiter kondigt de laatste vijf caramboles van een partij aan met “en nog vijf”, “en nog vier”, … Bij de speelwijze driebanden worden slechts de laatste drie caramboles aangekondigd.
Na het overgaan van de beurt, doet de arbiter eventueel de aankondiging “entree” op het ogenblik dat de speler zijn positie gekozen heeft, niet eerder, maar ook niet op het moment van de afstoot.
Bij het overgaan van de beurt controleert de arbiter de juistheid van het opschrijfbord.
Wanneer de speler zijn eerste punt mist, kondigt de arbiter de naam van de speler gevolgd door slechts één maal zero aan.
Bij het overgaan van de beurt doet de arbiter volgende aankondiging
Ploegencompetitie: “Noteren, puntenaantal, naam ploeg, puntenaantal”
Individueel kampioenschap: “Noteren, puntenaantal, naam speler, puntenaantal”
Wanneer een speler een fout begaat en toch verder speelt, voor dat de arbiter de tijd krijgt om de aankondiging te doen, en dusdanig niet kan verhinderen om verder te spelen, zal de arbiter ingrijpen en de beurt over laten aan de tegenstrever. De arbiter plaatst de ballen zo dicht mogelijk op de positie waar zij zich bevonden op het ogenblik van de fout, of naar gelang van eventuele particuliere regels van de verschillende spelsoorten.
De tegenstander mag tussenkomen mag de arbiter erop attent maken als de tegenstander met de verkeerde bal gespeeld heeft, zonder dat de arbiter dit gemerkt had.
Wanneer de partij gespeeld wordt met beperkte beurten, zal de arbiter, de laatste beurt, voor dat de speler aan tafel komt, verwittigen met “naam van de speler
laatste beurt/dernière reprise”.
Zeldzame aankondiging bij kader: entrée de part et d’autre, de aanspeelballen liggen beiden dwars op de kaderlijn. M.a.w. ze liggen entrée in twee verschillende kaders.
2: Materiaalpech
Dit komt niet zo vaak voor, maar het kan gebeuren.
Bijvoorbeeld:
De speler merkt dat een bal is beschadigd. Oplossing: Een volledige set nieuwe ballen (dus niet 1 bal verwisselen)
Er gaat een lamp boven het biljart stuk. Oplossing: Spel stilleggen en lamp verwisselen.
Als de lamp stuk wordt gestoten (scherven op het biljart) dan is de volgorde:
spel stilleggen
ballen aftekenen en weghalen
lamp vervangen
scherven opruimen
biljart stofzuigen
ballen terugplaatsen (let op dat deze maar met een lamp zijn afgetekend bij het terugplaatsen dus de vervangen lamp even uit, of de ander kant op richten)
3: Rechten van de arbiter (scheidsrechter):
Een arbiter mag zich kortstondig of voor het resterende deel van de partij laten vervangen.
De arbiter mag, als hij het nodig acht, de partij gedurende maximum vijf minuten laten onderbreken.
De arbiter heeft de bevoegdheid om de partij te schorsen indien het normaal verloop van de partij in het gedrang komt.
Indien de speler heeft afgestoten en zich voor de arbiter wil plaatsen, heeft de arbiter het recht om hem subtiel tegen te houden, zodat hij kan controleren of het punt geldig gemaakt wordt. Indien de speler bij herhaling het de arbiter onmogelijk maakt om het punt te zien maken, mag de arbiter het gemaakte punt aftellen, daar de speler controle onmogelijk maakte.
4: Positie van de arbiter:
De arbiter zal zich tijdens het leiden van een partij nooit achter de speler opstellen. Hij zal de speler ook nooit recht in de ogen kijken.
Indien mogelijk, stelt de arbiter zich op langs de kant van de keu als hij dichtbij de speler dient te staan, zodoende dat de speler het zicht van de scheidsrechter niet blokkeert.
Bij een grote figuur (open spel) plaatst de arbiter zich, indien mogelijk, bij bal 3 in de lijn van bal 2 naar bal 3.
Bij kort spel volgt de arbiter dit van nabij zonder de speler te hinderen.
Als de speler aanlegt, zal de arbiter niet meer bewegen, ook al is zijn positie niet ideaal. Nadat de speler heeft gestoten, kan hij zich nog rustig verplaatsen.
Bij het zich verplaatsen en tellen, volgt de arbiter het tempo van de speler.
5: FAQ’s (veelgestelde vragen)
Wie mag melding maken als een speler met de verkeerde bal speelt?
Enkel de tegenspeler mag de arbiter op beleefde wijze hierop attent maken.
Wat moet de arbiter doen als er een bal uit de biljart wordt gespeeld?
Bij vrijspel, bandstoten en kader worden alle drie de ballen terug op hun aanvangspositie gelegd.
Bij driebanden wordt enkel de betrokken bal op zijn positie gelegd, zijnde de rode bal op de bovenacquit, de spelersbal op de benedenacquit, of de bal van de tegenstrever op de middenacquit.
Wat als een bal op de lijn van een hoek of kadervak ligt, is dit in of uit het vak?
Een bal die op de lijn ligt is steeds een situatie in het nadeel van de speler. Op de lijn is in het vak of de hoek. Dit is bijgevolg entree of dedans (als het vorig punt reeds entree was).
Was de vorige situatie reeds dedans, dan is hier sprake van “resté dedans”, waarbij de beurt overgaat naar de andere speler.
6: Bijlagen en overige vragen:
Heeft u een vraag betreffende arbitrage die hier niet aan bod is gekomen, en die u niet terugvindt in de Spel en Arbitrage reglementen (SAR) reglementen, dan kunt u deze in het onderstaande reactieveld stellen. Uw vraag wordt dan zo spoedig mogelijk beantwoord. Uw vraag en antwoord zal eventueel ook worden opgenomen in de FAQ’s of elders op deze website.
7: Gedrag van spelers
Onsportief gedrag. In beginsel geldt dat tijdens een partij de arbiter hiertegen moet optreden (te denken valt aan onsportief gedrag, drukken, etc.). Tussen de partijen door (niet tijdens) mag en moet de wedstrijdleider de speler op zijn ongewenste gedrag aanspreken. Neem de speler even apart en geef duidelijk aan dat zijn gedrag niet gewenst is. Zowel de arbiter tijdens een partij als de wedstrijdleider in alle andere gevallen, kunnen een speler een officiële waarschuwing geven. Bij de 2e waarschuwing wordt de speler uitgesloten van deelneming. Deze maatregelen dienen op het officiële uitslagformulier vermeld te worden.
8: Misdragingen van het publiek
Als wedstrijdleider bent u ook verantwoordelijk voor een ordelijk verloop van de wedstrijden. Publiek kunt u aanspreken op hun gedrag. Bij ernstig, herhaald, wangedrag kunt u iemand de toegang tot de wedstrijden ontzeggen. In het meest ernstige geval legt u de wedstrijd stil en belt u de politie.
Om de lange en eentonige series in het libre in te dammen, is men op het idee gekomen
om het speelvlak in verschillende vlakken te verdelen door met een wit potlood
dunne lijnen op het speelvlak te tekenen. Zo ontstond het kaderspel.
In tekening 6 staan de afmetingen van het kader 38/2, waarbij het speelveld in 9 vakken wordt verdeeld en in tekening 7 de afmetingen bij het kader 57/2, waarbij het speelveld in 6 vakken wordt verdeeld.
De in beide tekeningen voorkomende ankers worden later besproken. Beide kadersoorten worden gespeeld op de kleinetafel.
Op de grote-tafel worden alleen het tweestoots ankerkader 47/2 en 71/2 en het éénstootsankerkader 47/1 gespeeld.
Het kaderspel onderscheidt zich dus van het libre doordat het speelvlak is verdeeld in een aantal vakken, kadervakken genaamd.
Deze vakken hebben dezelfde functie als de verboden zones bij het libre.
Bij het tweestootskader mag binnen een kadervak slechts één carambole worden gemaakt.
Bij de tweede stoot moet één der aanspeelballen het kadervak verlaten.
De bal mag wel meteen in dit vak terugkeren.
Als de aanspeelballen binnen het kadervak tot stilstand komen annonceert de arbiter”entrée”.
Als bij de volgende carambole geen van beide aanspeelballen het kadervak heeft verlaten annonceert de arbiter “dedans”.
De daaropvolgende carambole is pas geldig als minimaal één van de aanspeelballen het kadervak heeft verlaten.
Blijven beide aanspeelballen binnen het kadervak, dan wordt de speler afgeteld wegens de fout “resté dedans”. (dit betekent “binnen gebleven”)
De positie “à cheval” is elke positie die niet entrée of dedans is.
Hierop komen we later nog terug.
Omdat zeer vaardige spelers er al snel in slaagden in de positie “à cheval” bij de uiteinden van de kaderlijnen hoge series te maken, werden nieuwe hindernissen bedacht. Men tekende de “ankers”: kleine (vier zijden van elk 17,8 cm lang) vakjes, aan elk uiteinde van een kaderlijn. Zo ontstond het “ankerkaderspel”.
In de ankers gelden dezelfde bepalingen, die ook voor de kadervakken gelden. Moet de positie van de aanspeelballen ten opzichte van het anker worden geannonceerd, dan dient die annonce altijd vooraf te worden gegaan door de positie ten opzichte van het kadervak, of de kadervakken. Eenvoudig gezegd: eerst de positie in het kader, dan de positie in het anker. Er volgen dus twee verschillende annonces vlak achter elkaar. Is er in een dergelijk geval sprake van twee gelijkluidende annonces, dan wordt de annonce slechts eenmaal uitgesproken, gevolgd door de annonce“partout”.
Zo kunnen de volgende annonces ontstaan: entrée – partoutdedans – partout
Al naar gelang de voorafgaande positie. Men moet zich echter wel goed realiseren dat het anker – ondanks dat dit door de kaderlijn in twee delen wordt gedeeld – uit één vierkant vak bestaat.
Liggen beide aanspeelballen dus in het anker, aan weerszijden van de kaderlijn, dan liggen ze t.o.v. dat anker entrée of dedans.
entrée – à cheval dedans – à cheval
Al naar gelang de voorafgaande positie.
De annonce “weer entrée” en “weer dedans” wordt gebruikt indien een der aanspeelballen over de kaderlijn “waggelt” en om beurten buiten en binnen het kadervak komt. Er is in principe geen verschil tussen beide posities, alleen voor het publiek en de niet-aan-de-beurt-zijnde speler is duidelijk dat de arbiter niet bij de tweede maal entrée of dedans de verkeerde annonce uitspreekt. Dit voorkomt reacties uit het publiek.
Als een aanspeelbal precies op de lijn van een kadervak of een anker ligt waarin de tweede aanspeelbal zich bevindt, dan worden beide aanspeelballen geacht in dat zelfde kadervak of anker te liggen.
Liggen de twee aanspeelballen beide precies op de lijn van één kadervak, dan is de positie “entrée of dedans in beide vakken”. Dit is echter een annonce, die in het leven van een arbiter misschien éénmaal voorkomt en misschien ook nooit.