Vele biljarters wringen zich in allerlei vreemde bochten om maar vooral geen gebruik te hoeven maken van een doorschietstoot. Toch is deze stootvorm helemaal niet zo moeilijk als menigeen denkt. Zeker niet als men hem enige malen heeft geoefend. Het probleem bij deze stoot zit hem voornamelijk in het bepalen van het mikpunt. Dit ligt namelijk achter bal twee.
Trek in gedachten een rechte lijn dwars door het midden van bal twee en drie heen. Het punt waar deze lijn bal twee verlaat in de richting van bal drie is het mikpunt. De speelbal dient na het raken van bal twee verder te rollen. Om dit te bereiken dient men de speelbal bovenin aangespeeld te worden. Dit is de zogenaamde ‘doorschiethoogte’. (Zie ook het stukje over stoothoogten) Speel ook nu weer de bal zonder effect aan. Om ketsen te voorkomen als u iets te hoog aanspeelt, kunt u de achterhand iets lichten.
Elke speler weet direct wat wordt bedoeld met ‘achter elkaar’. Van Bal 3 kan dan niet worden gespeeld omdat Bal 2 in de weg ligt. Vaak kan, als de afstanden relatief kort zijn, met een kopstoot of een losse bandstoot toch worden gecaramboleerd. Als de afstand tussen Bal 2 en Bal 3 groter wordt, is de losband vaak geen optie meer en de massé bepaald niet eenvoudig. Kan ook niet meer worden doorgestoten, dan resteert een oplossing over één of meer banden.
Figuur 1 Dit stootbeeld werd in één partij tweemaal op prachtige wijze opgelost door Peter Volleberg in een topteam wedstrijd. (dus op de grote tafel). Voorwaar geen eenvoudige opgave. Bij nadere studie blijkt dat de speelwijze minder lastig is dan aanvankelijk wordt gedacht. De kunst is namelijk de speelbal zo neutraal mogelijk te raken dit wil zeggen zonder hoog of zij-effect, indien mogelijk in het hart van de speelbal. Ten eerste is dan het raakpunt op de band goed te bepalen en ten tweede krijgt de speelbal door bijvoorbeeld trek- of door-schieteffect geen ongewenste curve die de stoot veel moeilijker maakt. Lees verder: Masqué of achter elkaar
Doorschietstoten komen in het biljartspel veel minder voor dan trekstoten. In het algemeen is voor een geoefende speler de trekstoot geen geheim meer en als ook nog amorti moet worden gespeeld, dan raak je de speelbal toch iets hoger.
Hoe anders ligt dit als wordt doorgestoten. Bijna altijd wordt te veel snelheid aan de speelbal gegeven, hetgeen verzamelen niet ten goede komt. Toch is oefenen op amorti met doorschieteffect heel nuttig. Hier een drietal voorbeelden met een erg dankbare afloop. Lees verder: Doorschieten met amorti
Algemeen gedeelte
I Materiaal en spelregels
II Houding en afstoot
III Stoottechniek
IV Dikte van aanspelen en vaartoverdracht op de 2e bal
V Afkaatsingshoek van bal 1 en 2
VI Invloed van het verticale of hoog effect
VII Het theoretische mikpunt
VIII Werking van het zij-effect De verschillende stootvormen
IX De Trekstoot
X De Doorschietstoot
XI De Snijstoot
XII De Amorti
XIII De Klotsstoot
XIV De Ontmoetingsstoot
XXIV De Losse-Bandstoot
XVI De Piqué en de Massé
XVII De Piqué
XV1II De Massé Het kleine spel
XIX Het Verzamelen
XX Het Plaatsen
XXI liet Libre-spel
XXII Het Cadre-spel Het driebandenspel
XXIII Het Diamond Systeem (verkort)
XXIV Dc Losse-Bandstoot
XXV Verdedigend spel en het vermijden van de klots Lees verder: Ken uw sport – Biljarten
Het principe van een doorschietbal is dat niet zoals bij een trekbal het mikpunt aan de voorzijde van bal 2 moet worden gezocht maar aan de achterkant, omdat vooral bij het maken van een doorschietstoot het theoretisch mikpunt belangrijk is, gaan we er nog 1 keer in detail op in.
Zie het figuur hiernaast, als u nu wilt doorschieten trekt u in gedachten een lijn uit het hart van bal 3 naar het hart van bal 2, het punt waar nu deze lijn bal 2 binnenkomt is het mikpunt (m) Wanneer u bal 1 ongeveer 2 cm boven de horizontale hartlijn raakt en het punt m als mikpunt gebruikt zal u bal zeker met bal 3 caramboleren.
Echter de grootste fout van de beginnende biljarter is, dat deze meestal te veel energie in bal 1 wil stoppen, omdat hij bang is dat bal 1 na het raken van bal 2 niet goed het over de koprollend effect zal krijgen en dat de stootbal bal 3 niet zal bereiken.
Probeer eens als oefening de stootbal rustig aan te spelen waarbij met de keu goed door bal 1 wordt gestoten met een wat losse achterhand. U zal zien dat als u dat goed onder controle krijgt het een belangrijk onderdeel wordt in het “overhouden” voor de volgende stoot.