Een misverstand dat gemakkelijk ontstaat

foutjeIn reglementen kun je veel regelen. Maar hoe goed en uitgebreid je dat ook probeert te doen, er blijven altijd misverstanden mogelijk. Als zo’n misverstand een beetje voor de hand liggend is, probeer je het reglement beter dicht te timmeren. Je kunt echter onmogelijk alles, wat mogelijkerwijs zou kunnen voorkomen, voorzien.

Een lezer schreef mij over een aardig voorbeeld van een artikel waaromtrent misverstanden leven. Het gebeurde tij dens een finalewedstrijd. Speler A maakt een carambole en de arbiterannonceert ‘één’. De volgende stoot is mis. De arbiter, wellicht even afgeleid, annonceert vervolgens ‘noteren, nul de heer A, nul’, Foutje! Lees verder: Een misverstand dat gemakkelijk ontstaat

Schrijven, tellijst en scorebord

Draadloos-scorebord-01aNaast de spelers en de arbiter is er tijdens een partij nog iemand actief. De persoon die gemaakte caramboles en de daarvoor gebruikte beurten opschrijft in een daarvoor bestemde lijst en ze tevens voor iedereen zicht baar maakt op een scorebord. De schrijver.

In het Wedstrijdreglement (WR), het deel dat betrekking heeft op alle soorten wedstrijden, lees je in art. 6013, lid 17: bij elke partij van een officiële wedstrijd dient de wedstrijdleiding een schrijver aan te wijzen. Deze schrijver houdt op een aan hem verstrekte tellijst de, door de arbiter aangekondigde, gemaakte caramboles bij.
Tevens houdt de schrijver het aantal gebruikte beurten bij. Als er een scorebord gebruikt wordt- dat is vrijwel altijd het geval-houdt hij ook de stand op het scorebord bij. (Tenzij iemand anders is aangewezen om het bord bij te houden) Verder is de schrijver de arbiter behulpzaam bij het uitvoeren van diens taak en verstrekt hij deze alle gewenste gegevens, zonder echter enige bemoeienis met de actieve arbitrage te hebben’. Lees verder: Schrijven, tellijst en scorebord

Voet aan de grond

Biljartwedstrijd tussen de toekomstige kampioenen Hans Vultink en Piet de Leeuw jr., die aan stoot is en onreglementair geen voet aan de grond
Biljartwedstrijd tussen de toekomstige kampioenen Hans Vultink en Piet de Leeuw jr., die aan stoot is en onreglementair geen voet aan de grond

Het is allang geen unicum meer, dat er biljarttoernooien voor ‘rolstoelers’ worden georganiseerd. Nog onlangs kon u in Biljart Totaal van januari 2005 op bladzijde 6 het verslag lezen van het Algemeen Kampioenschap Rolstoelbiljarten. Uit die kringen ontving ik onlangs het verzoek eens een lans te willen breken voor speciale reglementering.

Ik werd er op gewezen, dat de huidige regels dienen te worden aangepast. Bijvoorbeeld zou een rolstoelbiljarter altijd de fout ‘het niet met ten minste één voet de grond raken, op het moment dat de speler afstoot, begaan, zoals in artikel 5209 lid 5 van het Spel- en Arbitragereglement is bepaald. Dit rolstoelbiljarten heeft nu zo’n vlucht genomen, dat het langzaamaan tijd wordt ook voor deze groep KNBB-ers aangepaste regels te ontwerpen. Ik voldoe graag aan het verzoek om via deze rubriek de aandacht te vragen van de reglementencommissie om ook voor deze biljarters een goed reglement te maken, waaraan de spelers en de arbiters iets hebben. Want, indien de arbiter erg formeel zou handelen (en die zijn er!), dan zou hij of zij wellicht elke carambole moeten aftellen, omdat niet werd voldaan aan de voorwaarde “voet aan de grond. Lees verder: Voet aan de grond

Nauwkeurigheid

Wachten op verbeterde versie?

Reglementen blijven de gemoederen bezighouden. In ieder geval mijn gemoed. Met ontzettend veel respect heb ik de 374 bladzijden met nieuwe reglementen en de, dacht ik, daarin al aangebrachte wijzigingen van de desbetreffende KNBB-internetbladen geplukt om ze te kunnen verwerken in mijn mappen. Daarbij vroeg ik me meteen af hoe een KNBB-lid, die niet ‘op internet kan inzage kan krijgen van deze jongste wijzigingen. Waarschijnlijk door bestelling bij (en betaling aan?) het bondsbureau. Die mogelijkheid werd in de vorige uitgave van dit blad nog niet vermeld, maar zal er nu wel in staan. Lees verder: Nauwkeurigheid

Staken en sportiviteit

BV BejaVoor het staken van een wedstrijd kunnen allerlei redenen zijn. Uiteindelijk beslist de arbiter of deze aanvaardbaar zijn volgens de regels, de normen van fatsoen of sportiviteit. Dat is soms uiterst moeilijk. Zoals bij zoveel incidenten zal de arbiter éérst naar de regels moeten kijken. Vindt hij daar geen basis, dan komt het gezond verstand aan de orde en zal hij zich moeten bezinnen in hoeverre een bepaald gedrag of handeling nog kan worden getolereerd. Als alles overkoepelende factor dient de sportiviteit tot het uiterste te zijn gegarandeerd. Wordt dáár aan getornd, dan zal de arbitrale beslissing mede op het loslaten van deze alles overheersende norm zijn gebaseerd. Lees verder: Staken en sportiviteit

Losgeslagen regelhandhaving

Je moet een beetje soepeler zijn’, voegde een speler in een districtsfinale me onlangs toe tijdens mijn arbitragebeurt. Nu weet ik ook wel, dat ik een Pietje Precies ben, die prijs stelt op exacte handhaving van de regels, maar wanneer iemand in een officiële wedstrijd niet in het voorgeschreven tenue aan het biljart verschijnt, dan kan en mag ik mijn mond niet houden.

Sinds 1 augustus jl zijn de kledingeisen dermate versoepeld, dat het voor iedere speler en arbiter mogelijk is correct gekleed aan een partij te beginnen. Dus ook als een clublidin een officiële wedstrijd als arbiter is uitgenodigd om te arbitreren, dan zal hij in clubtenue moeten aantreden. Zo hoort het en zo gelden de regels voor iedereen, van hoog tot laag. Dus ook voorspelers in de sectie driebanden groot, waar nogal eens eigen regels worden gehanteerd. Ook bij de arbitrage. Onlangs, maakte ik een opmerking over de ruime opstelling van een teamlid/arbiter van de tegenstander en kreeg het onthutsende antwoord ‘Ach, we zijn grote kerels onder elkaar, die moeten toch weten hoe het gaat. Als die ‘arbiter bijna de hele partij op één plaats blijft staan bij de boarding, op zo’n twee meter afstand van de korte band, óók als bij de andere de korte band wordt gecaramboleerd, dan heb ik het moeilijk vooral als de speelbal dan de laatste bal nauwelijks raakt… Lees verder: Losgeslagen regelhandhaving

Ballen die ogenschijnlijk zomaar bewegen

Elke biljarter maakt het wel eens mee. Een bal die beweegt zonder te zijn aangeraakt. De arbiter of wie op dat moment als arbiter fungeert, behoort dan te weten wat daarvan de consequenties zijn. Dat kan van geval tot geval verschillen.

Bij het aanleggen voor een stoot, waarvan een schitterende carambole het gevolg moet zijn, zet speler A zijn voorhand op het laken om na het bepalen van de richting het afstoot-ritueel uit te voeren. Bij het maken van enkele voorbewegingen om de afstoot zo goed mogelijk te kunnen uitvoeren, beweegt plotseling de speelbal een beetje. Wat nu? De regels zeggen duidelijk dat bij het afstoten alle ballen stil moeten liggen. Als de speelbal beweegt omdat de speler hem bij het voorbewegen raakt, is dat touche. Dat is eenvoudig. Maar beweegt de bal zonder te zijn aangeraakt, wordt het wat moeilijker. Want de ballen moeten weliswaar stil liggen maar de speler kan er niks aan doen. Het bewegen van de bal kan bijvoorbeeld veroorzaakt zijn doordat bij het plaatsen van de voorhand het laken een heel klein beetje opschuift. Het arbitragereglement zegt in art. 5209 als de bal beweegt zonder dat de speler er iets aan kan doen wordt hem dat niet als fout aangerekend. Daarom is het enorm belangrijk dat de arbiter zó gaat staan, dat hij goed kan waarnemen of de speler bij het aanleggen en vóórbewegen de bal raakt of niet. Lees verder: Ballen die ogenschijnlijk zomaar bewegen

Wedstrijdleider: een veelzijdige functie

De taak van wedstrijdleider van een actieve vereniging is veelomvattend. Er gaat enorm veel tijd inzitten. Vaak best wel plezierig om te doen, maar op andere momenten moeilijk, als je naar eigen beste inzicht beslissingen moet nemen.

Een aspect van het wedstrijdleiderschap betreft het organiseren van wedstrijden zoals voorrondes en finales. Voordat de eerste carambole wordt gemaakt is er al heel wat werk verricht. Je moet overleggen met de zaalhouder, soms moetje de deelnemers uitnodigen, je moet zorgen dat er arbiters en schrijvers zijn. Je maakt een speelschema waarbij je met heel veelzaken rekening moet houden. Gaat het om voorwedstrijden, dan probeer je rekening te houden met omstandigheden waardoor een deelnemer niet voortdurend aanwezig kan zijn. Voorwaarde daarvoor is wel dat de deelnemers tijdig genoeg vragen of ergens rekening mee gehouden kan worden. Lees verder: Wedstrijdleider: een veelzijdige functie

Een goede arbiter geeft rust en stoort niet

Iemand zei me eens, een goede arbiter valt niet op”. Ik denk dat een juiste opmerking is. Echter niet elke arbiter is zich daar van bewust.

De laatste tijd komt er steeds meer een discussie op gang over de kleding tijdens wedstrijden. Hoewel ik voorstander ben van wat vrijere regels en daarom die discussie toejuich, vind ik dat we toch zogekleed moeten blijven dat we ons laten zien als ‘georganiseerde biljarters’. Daar hoort speciale kledingbij. Maar we moeten wat dat betreft nietpietluttig zijn. De kleding moet functioneel zijn. En de kleding die we nu het meest dragen is dat niet. We pretenderen dat we sport bedrijven. Sport moet toch actie uitstralen. En kleding moet vrij beween mogelijk maken. Een overhemd met een -tijve boord doet dat niet. Een vest doet dat ook niet. Het zijn geen vesten die voor sport zijn ontworpen. Het zijn vesten die gedragen worden bij een smoking, of bij een driedelig pak. Beide stralen stijfheid uit. Een ander aspect is dat de huidige biljartkleding voor steeds meer mensen te duur wordt.

We zouden kleding moeten gaan dragen die speciaal voor het biljartenis ontworpen. Luchtig en de beweging vrijlatend. Daarbij moeten we niet onnodig pietluttig zijn. De kleding moet functioneel zijn. We moeten herkenbaar zijn als georganiseerde sporters. Daar gaat het om. Het is niet zo belangrijk of alle onderdelen van de kleding gelijk zijn. Het moet zichtbaar zijn dat we een team zijn. Of een vereniging. De verruiming door het dragen van poloshirts in bepaalde gevallen toe te staan, is al een stap in de goede hting. Maar er is veel meer mogelijk. Functioneel en toch stijlvol. Laat maar er maar eens een paar ontwerpers op los.

Ook arbiters moeten herkenbaar gekleed gaan. Een arbiter heeft een andere rol. Die hoeft niet zoveel bewegingsvrijheid te hebben want hij loopt en staat meest rechtop. De meeste arbiters dragen tegenwoordig een kostuum, met colbert en stropdas of strik. Heel erg netjes. Maar ook heel erg warm. Want vergis u niet, al beweegt de arbiter rustig, concentratie kost ook energie. En als je veel energie verbruikt krijgje het warm. En wat is er eigenlijk tegen, behalve dat het ‘nu eenmaal zo hoort, simpelweg omdat we het nu eenmaal zo gewend zijn, dat ook arbiters wat luchtiger kleding gaan dragen? Ook luchtig kan netjes zijn. Zolang maar zichtbaar is wie arbiter is.

Kleding moet wel netjes blijven. Maar is het dan zo vreselijk als een arbiter in overhemd loopt met korte mouwen? Bij evenementen waarbij meerdere arbiters optreden hoort er wel een zekere uniformiteit te zijn. Één lijn trekken. Dus alle arbiters een jasje aan of allemaal in overhemd. Allemaal lange mouwen of als het warm is, allemaal korte mouwen. Het kan evengoed netjes zijn. Vrouwelijke arbiters zijn het netste gekleed, vind ik, als ze een lange pantalon dragen. Maar dragen ze een rok, dan tot over de knie. De arbiter mag de aandacht van de speler niet verstoren door op een bepaalde manier gekleed te gaan. Een heel bepaalde manier van (niet) gekleed gaan zag ik onlangs, toen een districtsarbiter tijdens een districtsfinale op blote voeten arbitreerde.

Niet alleen de kleding moet zodanig zijn dat de arbiter de concentratie van de speler niet verstoort. Ook de manier van optreden hoort daarbij. De arbiter stelt zich bij voorkeur zo op dat ‘ie de snijlijn van bal twee en drie goed in het oog heeft. Maar probeert daarbij niet te recht voor de speler te gaan staan. Veel spelers ervaren dat als storend. Ook zal de arbiter, zodra de speler aanlegt, proberen stilte blijven staan. De arbiter is de speler behulpzaam door bijvoorbeeld de lamp, als die in de weg hangt, opzij te houden. Dat doet ‘ie niet uit eigen beweging. Alleen op verzoek van de speler. Want de speler heeft een bepaald ritueel, een ritme. En op het moment dat het in dat ritme past, vraagt hij de arbiter om de lamp opzij te houden. De arbiter is er echter wel attent op want oplettend als ‘ie is, weet hij dat de speler waarschijnlijk zo’n verzoek zal doen.

Iets wat ook heel storend werkt is als de arbiter een onverschillige indruk maakt. Bijv. door op enige afstand tegen de muur geleund te arbitreren, wat je regelmatig ziet. Soms zelfs met in de ene hand een sigaret en in de andere aan glasbier of ander drinken. Een arbiter die zich zo opstelt, staat ook heel vaak verkeerd. Met alle gevolgen van dien als hij een beslissing moet nemen in een situatie die hij niet goed kon beoordelen.
De goede arbiter annonceert ook zodanig dat de speler zich niet hoeft af te vragen waar hij aan toe is. Is de bal raak dan zal de arbiter onmiddellijk de carambole annonceren Vooral bij het kader zie je nogal eens dat de arbiter goed staat te kijken, na het caramboleren nog even de positie beoordeelt en pas daarna de carambole annonceert. Ik heb meegemaakt dat een speler zijn ritme onderbrak omdat hij niet verder kon. Hij had de carambole-annonce nog niet gehoord. Daarom, niet wachten. Onmiddellijk annonceren. Dan kan de speler door in zijn ritme.

Kader is de spelsoort waarbij de meeste annonces voorkomen. Natuurlijk, vast- of bijna-vastliggende ballen komen in elke spelsoort voor. De arbiter zal, wanneer hij zich er zichtbaar van heeft overtuigd of een bal ‘vast of ‘los’ ligt, altijd annonceren, vast” of , vrij”, (als de positie heel compact is meldt de arbiter ook waaraan de speelbal al of niet vast ligt. Dus: vast aan….” Of, vrij van…”). Ook als de speler het zelf ook kan zien. Want de speler verwacht zo’n annonce en uitblijven ervan kan storend werken. Hetzelfde is het geval bij ballen die dicht bij de kaderlijnen liggen. Als de arbiter zich van de positie moet overtuigen of als de positie niet overduidelijk is, zal de arbiter altijd de positie annonceren. De speler verwacht dat en uitblijven ervan kan verstorend werken. Onlangs sprak ik een districtsarbiter die beweerde dat hij in de eerste plaats annonceert voor de tegenstander en het publiek. De speler”, zo zei hij, ziet zelf wel hoe de situatie is, die hoef ik het niet te melden”. Een onjuiste gedachte. Natuurlijk annonceer je ook voor de tegenstander en het publiek, maar in de eerste plaats voor de speler-aan de-tafel.

Dezelfde arbiter vertelde ook dat hij bij bewegende ballen altijd aftelt. Want”, zo zei hij, de ene keer wel aftellen en de andere keer niet, is te moeilijk om uit te leggen”. Bovendien vond hij het niet rechtvaardig

Een gediplomeerd arbiter zou toch beter moeten weten. Als de ballen bewegen zonder te zijn aangeraakt, bijv. doordat het laken zonder opzet wat wordt opgeduwd of als een bal beweegt omdat hij heeft geleund en het ‘steunpunt wegvalt, kan de speler daar niks aan doen. En als daardoor de situatie verandert, maar de speler probeert niet om er voordeel uit te halen, dan mag hij gewoon doorgaan. Een fout waaraan de speler geen schuld draagt, wordt hem niet aangerekend’. Of het nu wat moeilijk uit te leggen is of niet.

Bron: Biljart totaal (november 2006)
Auteur: Piet Verhaar
Email: pietvangerte@hotmail.com

*** Wat de arbiter niet kan zien *** Index ***

De rol van de schrijver bij een wedstrijd

De taak van de schrijver bij wedstrijden is eigenlijk heel eenvoudig. Zodra de arbiter zegt ‘noteren’, vult hij (of zij natuurlijk) het door de arbiter genoemde aantal caramboles in op de tellijst. Ook houdt hij de stand, zichtbaar voor arbiter, spelers en publiek, bij op een standenbord.

Maar al is zijn taak eenvoudig en is hij niet actief bij de arbitrage betrokken, de schrijver heeft een belangrijke functie bij een biljartwedstrijd. Immers hij is de arbiter behulpzaam, door in de tellijst het aantal van de door de arbiter goed getelde caramboles in te vullen. Ook houdt hij de stand bij op een standenbord. Goed zichtbaar voor de arbiter, die zo op de hoogte blijft van de stand in de partij, maar ook voor beide spelers en het eventueel aanwezige publiek. En als de arbiter soms eens heel even de tel kwijtraakt, helpt de schrijver met het juiste aantal. Verder gaat zijn bevoegdheid niet. Dat kan best weleens frustrerend zijn! Lees verder: De rol van de schrijver bij een wedstrijd