High speed camera laat niet alles zien

Gelukkig zijn er nogal wat biljarters die deze column met plezier lezen. Het aantal reacties dat ik in de loop van de jaren heb ontvangen zijn talrijk en dat doet deugd. Lezers weten inmiddels dat ik graag wat dieper inga op de elementaire eigenschappen van ons biljartspel.

Wat gebeurt er precies als twee ballen elkaar raken en wat is het gedrag van de botsing tussen bal en pomerans en tussen bal en band. Dat soort vragen. ‘Dáár is het UWV voor’ zou Hans Böhm zeggen. Om de natuurkundige en wiskundige eigenschappen van ons biljartspel te doorgronden is het noodzakelijk wat meer te begrijpen van botsingtheorie, verschillende vormen van wrijving en menselijke waarnemingen hiervan. Lees verder: High speed camera laat niet alles zien

Een schoonmaakactie met hindernissen

schoonmaakactie-01Tijdens een partij kan er van alles fout gaan. Als een speler een fout maakt, betekent dat meestal dat hij kan ‘gaan zitten’. Maar soms ook gaat er iets fout zonder dat er bestraft kan worden. Dan komen er andere oplossingen in beeld.

Het Spel en Arbitrage Reglement (SAR) is er duidelijk in. Artikel 5506 lid 4 zegt: een fout waar de speler geen schuld heeft, wordt hem niet aangerekend. Zo’n fout is bijvoorbeeld als door een andere oorzaak dan een handeling van de speler, één of meer ballen worden verplaatst. Een tijdje geleden schreef iemand mij over een dergelijk voorval.
Tijdens een partij vroeg de aan de beurt zijnde speler op een gegeven moment aan de arbiter om de ballen even schoon te maken. Vanzelfsprekend gaf de arbiter daaraan gehoor. Maar voordat de ballen goed waren afgetekend, veegde de arbiter met zijn mouw per ongeluk over de ballen waardoor ze verplaatst werden’. Dat is natuurlijk voor de arbiter even flink pijnlijk. Maar ja, zoiets kan gewoon gebeuren. En je probeert het dan zo goed mogelijk op te lossen. Lees verder: Een schoonmaakactie met hindernissen

Haar op de bal

haar-op-de-bal-01
Een haar op de bal

Een veel voorkomend iets. Niet zelden aanleiding tot een humoristische vergelijking van kapsels. We hebben er allemaal regelmatig mee te maken. Een bal (natuurlijk meestal juist de speelbal) raapt onderweg over het laken een haar op en besluit die haar vast te houden. En, of de bal het er om doet, die haar zit dan bijna altijd precies op de plaats waar je voor de volgende stoot wil aanleggen. Dan volgt de standaardvraag richting arbiter: “er zit een haar op de bal. Wil je hem er even afhalen?”

Vervolgens gaat de arbiter aan de slag. En dat zie je op een heleboel verschillende manieren gedaan worden.
In de klassen waar het er allemaal wat gemoedelijker aan toe gaat wil de arbiter nog wel eens de bal met een of twee vingers stilhouden en met de andere hand de haar verwijderen. Proberend om de haar tussen duim en wijsvinger te pakken. Of met een vingertop op de bal drukkend in de hoop dat de haar aan de vingertop wil blijven kleven en zich van de bal laat aftillen. Als dan de vingertop niet genoeg ‘kleefkracht’ heeft, zie je nog wel eens dat de arbiter even de vingertop met de tong bevochtigt.

Soms zie je een arbiter die slim denkt te wezen en een apparaatje tevooschijn haalt zoals gebruikelijk bij snooker. Dat is een schijfje met een halfopen uitholling. Dat wordt dan tegen de bal geschoven om de plek te fixeren, waarna de arbiter de bal oppakt en reinigt. Vervolgens legt hij de bal weer precies in de uitsparing en haalt het schijfje weg. Dan zijn er nog de arbiters (optimistisch als ik ben denk ik dat die in de meerderheid zijn) die het gewoon doen zoals het hoort met krijtstreepjes markeren.

Blijkbaar is de manier waarop een haar verwijderd dient te worden nog wel eens onderwerp van discussie. Want onlangs kreeg ik een mail met de volgende vraag: “mag een speler of arbiter middels blazen een haar van een bal verwijderen?” Over de speler kan ik kort zijn. Zodra de partij is begonnen mag een speler geen bal meer aanraken, anders dan met de pomerans om te stoten. Als een speler tegen een bal blaast, om wat voor reden dan ook, is dat gewoon touché en kan hij gaan zitten. Als de verschillende manieren om touché te maken weer eens an de beurt zijn om onderwerp van mijn schrijfsel te worden, zal ik het meenemen. Nu beperk ik mij tot het handelen van de arbiter.

Hoe moet een arbiter die haar verwijderen? Mag hij het proberen door te blazen? Nee, dat mag hij niet. Tenminste niet terwijl de bal op de tafel ligt. Hij mag ook niet de op de tafel liggende bal met een vinger stilhouden en dan met een andere vinger proberen om de haar te verwijderen. Hij mag ook niet dat uitgeholde schijfje gebruiken. Hoe moet het dan wel? Als de arbiter tijdens de partij een bal wil schoonmaken of een haar wil verwijderen, dient hij, zo zegt het Spel en Arbitrage Reglement (SAR), de ligging van de bal nauwkeurig door middel van witte krijt- of potloodstreepjes af te tekenen langs de schaduwlijn. Vervolgens pakt hij de bal weg en reinigt hem. Als hij de bal van het biljart heeft gepakt mag hij er gerust even tegen blazen om eventuele verontreiniging gemakkelijker te kunnen verwijderen. Maar altijd moet hij als besluit de bal met een schone, niet pluizende doek, oppoetsen. Dus ook als er alleen maar een haar afgehaald hoeft te worden, moet hij de hele voorgeschreven procedure volgen. Als het reglement zegt dat het op deze manier dient te gebeuren, beteknt dat automatisch dat een andere manier niet is toegestaan. Daar zijn redenen voor.

Als je een vinger op de bal drukt, wordt er wat van de huid overgebracht op de bal. Daardoor kan de bal anders gaan reageren. Bovendien is het mogelijk dat de bal een fractie, niet zichtbaar waarneembaar, van plaats verandert. Zelfs een plaatsverandering van eentiende millimeter kan een volkomen andere positie betekenen. Bij gebruik van een uitgehold schijfje geldt hetzelfde. Komt nog bij dat er maar weinig mensen zijn die een hand of vinger volkomen trillingvrij kunnen houden. Ook is er niet altijd ruimte om een los hulpmiddel te gebruiken. Daarom schrijft het reglement de enige manier voor die misschien wat omslachtiger is, maar onder alle omstandigheden toegepast kan worden en de beste waarborg voor nauwkeurigheid biedt.

Bron: Biljart totaal
Auteur: Piet Verhaar
Email: pietvangerte@hotmail.com

*** Beginpositie *** Index *** Blazen is ook touché ***

Libre hoek

libre-hoekDe hoeken op het 230 biljart worden vaak als verboden zone’s afgetekend op 17 bij 17 centimeter uit de bandhoek gemeten, tijdelijk met een wit potlood, of permanent met een witte markeerstift. Dit is de kleine hoek.

Dit kun je doen met een eenvoudig zelf te maken hoek, maar je kan het natuurlijk ook opmeten en netjes afschrijven met een liniaal. Doe je dit met potlood moet je het af en toe na het stofzuigen even ophalen.

Er zijn ook disciplines die met een grote hoek worden gespeeld, deze afmetingen zijn 28,75 cm op de korte band (eerste diamant) en 57,5 cm op de lange band (tweede diamant), deze zit ook altijd in een kaderbak voor een 230 tafel.

Voor de matchtafels zijn de hoeken groter, deze afmetingen zijn 35,5625 cm op de korte band (eerste diamant) en 71,2155 cm op de lange band (tweede diamant), deze zit ook altijd in een kaderbak voor een 284,5 tafel.

Mocht je meer disciplines spelen en ook kader en ankers nodig hebben ben je beter af met een kaderbak.

 

Kaderbak

kaderbak-230-01Voor een biljart tafel van 230 x 115 zijn de exacte buitenmaten van de kaderbak 57,5 x 38,3, maar dan staat met het aftekenen altijd de lijn buiten je kaderbak, dus maak hem iets kleiner.
Het uitrekenen is simpel, de breedte van de tafel gedeeld door 2 en de lengte door 3:

Afmetingen in centimeters:

  • Bij een 200 tafel is dit dus 100:2 = 50 en 100:3 = 33,3
  • Bij een 210 tafel is dit dus 105:2 = 52,5 en 105:3 = 35
  • Bij een 230 tafel is dit dus 115:2 = 57,5 en 115:3 = 38,3
  • Bij een 284,5 tafel is dit dus 142,25:2 = 71,125 en 142,25:3 = 47,42

Zelf maken:
Maak de bak 1 millimeter kleiner dan de uitgerekende afmetingen, dit in verband met de dikte van het potlood of in geval van permanente belijning de stift. Teken de 57-2 lijn altijd vanaf dezelfde band (zijkant) mocht er dan iets verschil in de bak zitten ten opzichte van de tafel dan heb je in ieder geval altijd 1 lijn op de tafel (lees laken) in plaats van twee lijnen naast elkaar, of een hele dikke lijn. (de kaderlijnen lopen bijna altijd over de acquits, en de ankers van 17,8 centimeter altijd gecentreerd op de kaderlijnen aan de band)

Als je alleen de libre hoeken wil aftekenen, kun je volstaan met alleen een libre hoek.

Acquits aftekenen

De denkbeeldige (evenwijdig aan de korte band lopende) lijn die men kan trekken over het linker onderacquit, het onderacquit en het rechter onderacquit (de afstootlijn genoemd), ligt op een kwart van de tafellengte van de dichtstbijzijnde korte band (de onderband).

Teken deze altijd eerst af met het witte potlood, meet alles secuur na voor je het permanent maakt met een watervaste fineliner of stift.

Acquit is de aanvangspositie “acquitstoot” van een partij in het carambolebiljart. Daarbij ligt de rode bal op het bovenacquit, de (gemarkeerde of gele) bal van de tegenstander op het benedenacquit en de speelbal op het linker of rechter onderacquit. Voor een geldige carambole is het verplicht dat de speelbal eerst de rode bal raakt. Lees verder: Acquits aftekenen

FAQ

faq-biljart-01Regelmatig krijgen wij de meest uiteenlopende vragen over biljarts, onderhoudt, ballen, verwarming en accessoires, hier proberen wij er een aantal te beantwoorden. Staat uw vraag er niet tussen, stel hem via email, of via het reactievenster onderaan de pagina.

  1. Waar is het laken van gemaakt: (Het laken bestaat hoofdzakelijk uit wol, ter versteviging wordt hier vaak nylon aan toegevoegd.)
  2. Hoe vaak moet ik het laken vervangen: (Bij normaal gebruik in de horeca om de 6 maanden tot een jaar, afhankelijk van de gespeelde uren worden de bandenlakens en het bladlaken te vervangen. In de topcompetitie wordt iedere 3 a 4 maanden het laken vervangen.)
  3. Bestaan er andere kleur lakens dan groen: (Het meest gebruikte carambole laken is groen gekleurd, dit is ook het rustigste aan de ogen en goed contrasterend, echter soms wordt er ook op blauw laken gespeeld. Er waren fabeltjes rond in biljartland, blauw is duurder, blauw is beter, enz.. Dit blauwe biljartlaken heeft exact dezelfde eigenschappen als de groene lakens, de kleur is puur een cosmetische aangelegenheid.)
  4. Hoe ontstaan witte spots op het laken: (Deze markeringen ontstaan door wrijving van de bal met het laken. Bij met name trek- en doorstoten roteert de bal op één plek. De temperatuur kan hierdoor oplopen tot 250°C en veroorzaakt een witte spot.)
  5. Waar zijn biljartballen van gemaakt: (Vroeger werden biljartballen gesneden uit ivoor, tegenwoordig worden ze gemaakt van kunststof. De Aramith ballen worden vervaardigd uit Phenol-hars en staan garant voor een constant gewicht en een perfecte loop.)
  6. Hoelang gaan biljartballen mee: (Ook biljartballen zijn onderhevig aan slijtage, soms kunnen de ballen enkele millimeters slijten per seizoen als ze intensief bespeeld worden. Over het algemeen kun je stellen dat de ballen eveneens als het laken na 1000 uur moeten worden vervangen. De topteams in de Nederlandse competitie vervangen daarom om de 500 uur of 6 maanden de ballen. Sommige profs spelen maximaal 50 uur met een set ballen.)
  7. Hoeveel ruimte heb ik nodig: (Een standaard keu heeft een lengte van 140cm, hierbij opgeteld wordt een extra 5cm voor de uitstoot. Deze uitkomst vermenigvuldigd u met 2 en telt de speelmaat hierbij op. Voor een tafel met afmeting 230x115cm heeft u dus een speelruimte nodig van 520x405cm. Bij een loodrechte afstoot uit de band van een vaste bal aan de band gelden deze minimum maten. Dit komt echter in minder dan 5% van de stoten voor. Er bestaan ook keu’s met een lengte variërend tussen de 110 en 130cm om deze stoten in geval van ruimtegebrek te kunnen maken.) Zie wetenswaardigheden en biljart
  8. Kan ik een biljart op zolder of in de kelder plaatsen: (Indien het biljart via de trap moet worden verplaatst zal in ieder geval de leiplaat uit 3-delen moeten bestaan, tevens moet het frame demontabel zijn.)
  9. Wat zijn de voorkomende speelmaten van een biljart: (De meest gangbare speelmaten zijn: 210x105cm, 230x115cm en 285×142,5cm, echter ook tafels met afwijkende afmetingen komen voor. De lengte is altijd 2x de breedte.)
  10. Hoe hoog is een biljart: (De standaard hoogte van een biljart bedraagt tussen de 78 en 80 cm)
  11. Wat zijn de wedstrijdmaten: (De officiële speelmaten zijn 230x115cm en 285×142,5cm. De speelmaat 230 komt het meest voor. De grote maat wordt veelal gebruikt bij het 3-bandenspel en de diverse anker-kaderspelen.)
  12. Wat bedoelt men met speelmaten: (Dit is de maat gemeten tussen de banden op het speelveld. De breedte van de banden is hier buiten beschouwing gelaten.)
  13. Waarom is een biljart verwarmd: (Leisteen is een poreus materiaal en neemt hierdoor vocht op uit zijn omgeving, om dit te voorkomen wordt de leiplaat verwarmt zodat de snelheid van het laken niet wordt beïnvloedt door het vocht uit de leiplaat.)
  14. Waar is het speelveld onder het laken van gemaakt: (Het materiaal voor het speelveld bestaat uit leisteen.)
  15. Hoe dik is een leiplaat: (De standaarddikte voor carambole is 5 cm, vroeger werden zelfs leiplaten van 7 cm gebruikt, tegenwoordig komen ook dikte’s van 4 cm voor.)
  16. Wat weegt een biljart: (Een biljart met speelmaat 230x115cm en een 5-cm dikke lei weegt tussen de 800 en 1000 kg, afhankelijk van de uitvoering.)
  17. Hoelang gaat een biljart mee: (Als een biljart goed wordt onderhouden zal het zeker tientallen jaren meekunnen. Wel moeten de rubbers vervangen worden en regelmatig de lakens vernieuwen.)
  18. Bestaan er tafels voor zowel carambole als pool/snooker: (Er bestaan combibiljarts waarbij de banden verwisseld kunnen worden. Zo kunt u van uw carambole biljart in een mum van tijd een poolbiljart maken. Het blijft echter een compromis aangezien de verschillende spelsoorten op een ander type laken worden gespeeld.)
  19. Mijn biljart bonkt, hoe komt dit: (Als de banden geen optimaal contact met de leiplaat maken zal de energie uit de bal verloren gaan in de band. De band zal deze opgenomen energie omzetten in trilling. Een biljart dat bonkt zal onnodig veel energie afstaan en daardoor trager worden van spel. Dit is veelal het geval bij biljarts met zijmontagebanden. Indien de “neus” van de band vettig is, is een optimaal contact met de band niet mogelijk. De ballen zullen gaan springen en hierdoor een bonkend geluid veroorzaken. Door de lakenbanden te vervangen wordt dit meestal opgelost. Een koud biljart kan ook bonken, dit omdat er veel vocht in het laken van de banden zit en er dus minder goed contact met het bandenrubber is. Als laatste kan ook het laken te los zijn aangebracht op de banden, dit is enkel op te lossen door deze te laten vernieuwen.)
  20. Waarom zitten er witte markeringen/diamonds in de banden: (Om een goed positiespel te kunnen spelen en optimaal gebruik te maken van de tafel zijn de banden voorzien van markeringen. Aan de hand van deze markeringen kunt u uitrekenen waar de bal zal komen als er via de band wordt gespeeld. Met name met 3-banden wordt er veelvuldig gebruik gemaakt van het Diamonds rekensysteem.)
  21. Waarom zitten er soms witte lijnen op het biljartlaken: (De witte lijn zijn aangebracht met behulp van een kaderbak of in de hoeken met een librehoek. Dit heeft te maken met de spelsoort die men wil spelen en hiermee worden verborgen zone’s aangegeven, de zogenaamde kaders met soms ook nog ankers.)
  22. Waarmee worden witte lijnen op het biljartlaken gezet: (De witte lijn zijn aangebracht met behulp van een speciaal wit potlood of onuitwisbare stift.
  23. Hoe meet ik de afstootpunten op: De afstoot punten ook wel acquits genaamd is een rekensom, de boven en onder-acquits liggen op 1/4 van de lengte van het biljart en op de hartlijn. Doe dit altijd eerst met een wit uitwisbaar potlood, en meet van 2 kanten, pas als alles klopt maak je deze permanent met een stift.) Zie Acquits aftekenen

 

5 Pins of kegelbiljart

5-pins-opstelling-01
De opstelling voor aftekenen 5 pins

Kegelbiljart is een vorm van biljarten die met name in Italië veel en serieus beoefend wordt. De bedoeling is dat de op de tafel opgestelde kegels omgestoten worden.

Kegel-biljart wordt op de gewone carambole biljarttafel gespeeld. Er worden echter 5 kleine kegeltjes (ter grootte van Mens-erger-je-niet-pionnen – 25 mm hoog) in het midden van de tafel gepositioneerd. 4 witte en 1 rode kegel. De rode kegel komt in het midden te staan.

Het wezenlijke onderscheid bij kegel biljarten is de stootwissel. Er wordt steeds om beurten gestoten. Dit vraagt om bijzondere tactiek. Speelt men aanvallend om veel punten te scoren, of juist verdedigend om de tegenstander in problemen te brengen en zo fouten te laten maken. Men probeert dan wit of geel zo op de tafel te leggen dat in het beste geval de ballen diagonaal in tegenoverliggende hoeken liggen.

Iedere speler speelt met zijn eigen speelbal, waarmee hij eerst de bal van de tegenstander moet raken om een reglementaire stoot te maken.

Punten kunnen worden gescoord door carambolage en/of kegels om te stoten. Bij carambolage raakt men na contact met de tegenstanderbal de rode bal (4 punten). Of men zorgt dat de bal van de tegenstander de rode bal raakt (3 punten). Iedere witte kegel die met de bal van de tegenstander of met de rode bal omver wordt gegooid, levert 2 punten op. De rode kegel is 4 punten waard. Als alleen de rode kegel omvalt, dan levert dat zelfs 10 punten op.

Een speler kan echter ook punten voor de tegenstander maken, wanneer hij de bal van de tegenstander niet als eerste raakt (2 foutpunten), alsook 2 extra foutpunten als hij vervolgens de rode bal zou raken. Tevens gaan alle punten van eventueel omgevallen kegels naar de tegenstander.

Men speelt om een vooraf afgesproken aantal punten te behalen, ofwel men speelt om een vooraf afgesproken aantal gewonnen sets. Bij internationale toernooien wint men een set als men 50 punten behaald. Men speelt dan bijvoorbeeld best-of-five.

De officiele spelregels van de Koningklijke Belgische Biljartbond

HOOFDSTUK 21 A : 5 KEGELS (spelregels)

Art. 21.1 : Algemene bepalingen
Art. 21.1.1 : Toepassing van de regels
1. Deze spelregels vullen de bestaande reglementen van de K.B.B.B. aan. Zij zijn van toepassing bij de kampioenschappen in deze spelsoort.
2. Voor de gevallen die niet expliciet in dit reglement voorzien zijn worden de andere geldende reglementen van de K.B.B.B. toegepast.
3. Gevallen noch voorzien in de huidige reglementen, noch in de andere bestaande reglementen van de K.B.B.B. of de gevallen van overmacht zullen door de verantwoordelijke van een organisatie geregeld worden in samenspraak met de organisator van het evenement en de sportbestuurder ervan.

Art. 21.1.2 : Materiaal : biljart – banden – laken
Er wordt gespeeld op het bestaande biljart van groot formaat (2.84 x 1.42). De algemeen geldende regels voor ballen, lakens, bandhoogte enz. zijn ook hier van toepassing.

Speelbal = deze bal waarmee de speler aan de beurt moet spelen
Aanspeelbal = deze (witte of gele) bal die als eerste moet aangespeeld worden met de speelbal

Art. 21.2 : Doel van het spel
1. Doel van het spel is het aantal vooraf bepaalde punten, bepaald door de K.B.B.B. te bereiken. De eerste speler die dit aantal punten bereikt wint de partij. Als na een stoot dit puntenaantal overschreden wordt, wordt het puntentotaal teruggebracht tot het vereiste aantal punten. Het te bereiken puntentotaal kan ofwel een vastgesteld aantal zijn ofwel kan er gespeeld worden in sets. Het aantal sets is altijd onpaar.
2. De spelers spelen om beurt onafhankelijk van het aantal gemaakt punten.
3. De spelers krijgen positieve punten toegekend als de stoot geldig was en de punten werden gerealiseerd.
Er wordt geen punten toegekend als de stoot geldig was doch er geen punt gemaakt werd. De speler die een fout maakt krijgt negatieve punten toebedeeld in de vorm van positieve punten voor zijn tegenstrever.
4. Een stoot is geldig en brengt de uitvoerder ervan punten op:
a) als de speelbal de aanspeelbal raakt en deze laatste kegels omver speelt;
b) als de speelbal de aanspeelbal raakt en vervolgens de rode bal en er vervolgens kegels omver gespeeld worden door de aanspeelbal en/of de rode bal;
c) als de speelbal de aanspeelbal raakt, die vervolgens de rode bal raakt en vervolgens de aanspeelbal en/of de rode bal kegels omver spelen;
d) als de speelbal de aanspeelbal raakt, vervolgens de rode bal, welke op zijn beurt geraakt wordt door de aanspeelbal en de aanspeelbal en/of de rode bal kegels omver spelen.
e) als de speelbal de aanspeelbal raakt en vervolgens de rode bal.
f) als de speelbal de aanspeelbal raakt en deze laatste vervolgens de rode bal.
g) als de speelbal de aanspeelbal raakt en vervolgens de rode bal en in dezelfde stoot de aanspeelbal eveneens door de rode bal geraakt wordt.
5. Een stoot is geldig maar behaalt geen punten als de speelbal enkel de aanspeelbal raakt en deze laatste noch kegels noch de rode bal raakt.
6. De stoot is ongeldig en brengt foutpunten mee voor de uitvoerder ervan en deze foute punten worden omgezet in positieve punten voor de tegenstrever:
a) als de aanspeelbal niet geraakt wordt;
b) indien vooraleer de aanspeelbal geraakt wordt en/of één of meerdere kegels omver gespeeld worden;
c) als na het raken van de aanspeelbal, de speelbal eveneens kegels doet vallen, zelfs als ook de aanspeelbal en/of de rode bal kegels doen vallen;
d) als met de verkeerde bal gespeeld wordt;
e) als hij een van de fouten, beter beschreven in het betreffende hoofdstuk hierna, maakt zelfs als hij met deze stoot positieve punten verkregen heeft.

Art. 21.3 : Puntentoekenning
1. De puntenwaarde van de kegels is de volgende:
a) de laterale witte (of gele) kegels hebben elk een waarde van 2 punten;
b) de centrale rode kegel heeft een waarde van 4 punten;
c) enkel de centrale rode kegel omver gespeeld, de kegelopstelling nog volledig zijnde of niet, 10 punten.
2. De puntenwaarde bij een carambolage zijn de volgende:
a) de carambolage van de speelbal op de aanspeelbal en vervolgens op de rode bal brengt 4 punten op.
b) de carambolage “casin” (dit is wanneer de speelbal eerst de aanspeelbal raakt en deze vervolgens op de rode bal stuurt) brengt 3 punten op.
Enkel de eerst gerealiseerde carambolage wordt in aanmerking genomen voor het toekennen van de punten.
De punten van de kegels en de carambolage worden opgeteld om het aantal bereikte punten per beurt te bepalen.
De waarde van de foutpunten zijn bepaald in het betreffende hoofdstuk.
Als in eenzelfde beurt zowel positieve als negatieve punten gescoord worden, wordt de totaliteit van alle punten aan de tegenstrever toegekend.
De scheidsrechter verklaart een stoot geldig en kondigt, of er positieve punten gemaakt werden of niet, aan op de gewone manier volgens de arbitrageregels. Hetzelfde geldt voor negatieve punten, dit is dus het aantal positieve punten dat aan de speler die aan beurt zou gegeven worden maar die nu aan diens tegenstrever toegekend worden.

Art. 21.4 : Begin van de partij
Zie artikel 8.4 van de Arbitragereglementen

Art. 21.5 : Trekken naar de band
Zie artikel 8.5 van de Arbitragereglementen

Art. 21.6 Vertrekpositie – speelbal
1. Door de scheidsrechter geplaatste ballen:
a) de witte bal van de beginnende speler op een vrije plaats in het onderste deel van het biljart;
b) de aanspeelbal op het bovenste acquit dicht bij de bovenste band;
c) de rode bal op het halfhoge acquit in het midden van het bovendeel van het biljart (zie bijgevoegd schema).
2. De speler die aanvangt speelt met de witte bal die hij uitsluitend met behulp van zijn keu op een
willekeurige plaats naar zijn keuze geplaatst heeft in het onderste deel van het biljart. Geen enkel deel van zijn speelbal mag de middenlijn van het biljart overschrijden.
3. Nadat de speler de positie van zijn speelbaal bepaald heeft moet hij spelen om de aanspeelbal te raken.
4. Het is niet toegelaten punten te scoren bij de aanvangsstoot. Indien de speler toch punten scoort (zonder fout) bij de aanvangsstoot, dan zal de stoot aanzien worden als geldig maar zullen de punten toegekend worden aan de tegenstrever zonder “bille libre”.
5. Eenmaal de aanvangsstoot uitgevoerd vervolgt de tegenstrever met de andere witte of gele bal.
6. Bij de aanvangsstoot en de afstoot bij de “bille libre” moeten de voeten van de speler die de grond raken zich bevinden achter de biljarttafel en binnen het theoretisch verticaal verlengde van de buitenste randen van de twee lange banden.
7. Ingeval er in sets gespeeld wordt, gebeurt het aanvangen van een set alternatief door beide spelers, onafhankelijk van het aantal te spelen sets.
8. Wat ook het spelsysteem is behouden beide spelers hun speelbal gedurende de hele partij.
9. In het geval een speler zich van speelbal vergist en dit wordt niet opgemerkt noch door de scheidsrechter noch door de tegenstrever, die door een vorige fout in verwarring kan gebracht zijn, of deze toestand zich herhaalt of niet, blijven de gemaakte punten geldig en dus behouden tot de fout opgemerkt wordt. Op dat ogenblik zal de scheidsrechter de beide speelballen omwisselen van plaats zoals zijn op dat ogenblik op het biljart liggen, zonder toekenning van strafpunten aan de een der spelers.

Art. 21.7 : Pauze gedurende een partij
Er wordt een pauze van 5 minuten ingelast in het midden van de partij.
Wordt als midden van de partij aanzien : het ogenblik waarop een der spelers de helft van het aantal te bereiken punten heeft behaald of overschreden aan het einde van een beurt.
De pauze zal echter enkel worden toegepast als de partij op dat ogenblik al 45 minuten heeft geduurd en een speler nog geen 3/4 van het aantal te behalen punten heeft bereikt.
In het geval van een partij naar 3 sets zal de pauze pas gehouden worden na het einde van de tweede set. In het geval een partij naar 5 sets zal zowel na de tweede als na de vierde set een pauze kunnen ingelast worden. Bij deze pauze kan eventueel ook van scheidsrechter gewisseld worden.

Art. 21.8 : Opgave tijdens een partij
1. Indien een speler zonder toestemming van de scheidsrechter zijn plaats verlaat, verliest door dit feit alleen de partij. Een geval van overmacht gedurende een kampioenschap zal door de verantwoordelijken beoordeeld worden.
2. Een speler die weigert verder te spelen na een tussenkomst van de scheidsrechter wordt uitgesloten van het kampioenschap.

Art. 21.9 : Einde van een partij – Matchpunten

1. Een partij wordt gespeeld naar een vooraf bepaald aantal punten (speelafstand) die bepaald wordt door de K.B.B.B.
2. Elke begonnen partij moet gespeeld worden tot het laatste punt. Een partij is afgelopen als de scheidsrechter het laatste punt heeft goedgekeurd, zelfs als nadien vastgesteld wordt dat de spelers eigenlijk onvoldoende punten behaald heeft.
3. Ingeval er naar sets gespeeld wordt gelden bovendien volgende regels:
a) zodra een speler het aantal te spelen punten in een set bereikt heeft, is deze set afgelopen en wint hij deze set;
b) zodra een speler het vereiste aantal sets gewonnen heeft (2 in een partij naar de best of 3) wordt hij winnaar uitgeroepen en wordt de partij beëindigd.
4. In het geval van een partij naar de beste van drie sets worden de partij en setpunten bij het einde van de partij als volgt toegekend:

5-pin-matchpunten-01

5. In het geval van een partij naar de beste van vijf sets worden de partij- en setpunten bij het einde van de partij als volgt toegekend:

5-pin-matchpunten-02

6. Het klassement wordt opgemaakt volgens:
1. aantal matchpunten;
2. aantal setpunten;
3. gemiddelde (dit is de verhouding van de totaal gemaakte punten over de totaal punten gemaakt door de tegenstrever).
4. beste particulier gemiddelde

Art. 21.10 : Bijzondere voorschriften

Art. 21.10.1 : Rakende ballen
1. Als de speelbal bij stilstand in contact is met een of beide andere ballen mag de speler niet rechtstreeks op de rakende ballen spelen.
2. Als de speelbal vastligt tegen een band mag de speler niet rechtstreeks naar deze band spelen.
3. Voor de uitvoering van de stoot volgend uit de punten 1 en 2 hiervoor, moet de speler los spelen, via een voorband of met een “massé détaché” zonder dat de rakende ballen aan te spelen. Er is geen fout als een rakende bal beweegt doordat hij eventueel een steunpunt had aan de speelbal.
4. Indien het onmogelijk is een geldige stoot uit te voeren zonder een fout te maken, kan de speler vrij kiezen ofwel de speelbal enkel te raken ofwel een stoot uit te voeren om een zo goed mogelijke defensieve positie te bekomen.

Art. 21.10.2 : Uitspringende ballen
1. Een bal is uitspringend indien hij buiten het biljart terecht komt of als hij het kader buiten de banden raakt.
2. Het laten uitspringen van een bal betekent een fout en wordt als dusdanig behandeld.
3. Als een of meerdere ballen uit het biljart springen, zal of zullen enkel de uitgesprongen bal(len) door de scheidrechters opnieuw geplaatst worden voor een stoot genaamd ”bille libre” als volgt:
a) Als de speelbal uit het biljart springt wordt deze door de scheidsrechter op het acquit bij de korte band gelegd aan de tegengestelde zijde van waar de volgende speler zal moeten spelen met “bille libre”. Als dit acquit bezet is of gehinderd is zal de bal op dezelfde plaats maar aan de andere zijde worden gelegd.
b) Als de uitspringende bal deze van de tegenstrever is, wordt deze door de scheidsrechter op de andere biljarthelft van waar de bal van de speler die gespeeld heeft tot stilstand komt gelegd, voor een “bille libre” stoot.
c) Als de rode bal uitspringt wordt deze door de scheidsrechter teruggelegd op zijn oorspronkelijke positie op het middelhoge acquitpunt. Indien dit punt bezet of gehinderd is wordt de bal op dezelfde plaats aan de tegengestelde zijde gelegd voor een “bille libre” stoot.
d) Voor de uitvoering van voorgaande punten a tot c geniet de speler eveneens van de bepalingen van artikel 21.10.4.5 betreffende de “bille libre” stoot.

Art. 21.10.3 : Omver spelen van de kegels
1. Een kegel wordt aanzien als omver gespeeld als zijn basis alle contact met het speelvlak verloren heeft.
2. Indien een kegel die omver gespeeld werd toch nog zijn oorspronkelijke rechtopstaande positie zou innemen, zal deze als omver gespeeld aanzien worden en worden de punten toegekend.
3. Met in acht name van de punten 5 en 7, wordt een kegel als zijnde omver gespeeld aanzien als hij door het contact met een andere kegel wordt omver gespeeld en worden de punten normaal toegevoegd aan het totaal van gemaakte punten.
4. Een kegel wordt niet als omver gespeeld aanzien als hij enkel verplaatst wordt maar zijn basis in contact blijft met het speelvlak. Een verplaatste kegel wordt door de scheidsrechter in zijn oorspronkelijke positie geplaatst voor de volgende stoot, als volgt:
a) Als bij het einde van een speelbeurt de betrokken kegel niet in contact is met een bal en zijn oorspronkelijke positie vrij is, wordt hij teruggeplaatst op die oorspronkelijke positie. Is deze bezet door een of andere bal, wordt de kegel uit het spel gehouden tot op het einde van een spelbeurt die de positie vrij maakt.
b) Als de betrokken kegel wel in contact is met eender welke bal, of zijn oorspronkelijke positie al dan niet bezet is, blijft hij in deze stand behouden tot er een toestand vermeld onder a. hierboven verkregen is.
Zolang deze toestand aanhoudt wordt de kegel aanzien als deelnemend aan het spel en zullen de eventueel gescoorde punten normaal aangerekend worden.
5. Als een kegel, aanleunend tegen de speelbal, valt op het ogenblik van de afstoot en in de tegengestelde richting van de afstoot valt, wordt hij niet als omgespeeld aangerekend. Er is dan geen fout en als het mogelijk is wordt deze kegel door de scheidsrechter onmiddellijk uit het spel genomen. Als dit onmogelijk is zal in geen geval rekening gehouden worden met de mogelijk gescoorde punten van de kegel volgens punt 3 hiervoor, noch negatief, noch positief.
6. Als een kegel tegen een andere dan de speelbal leunt omvalt als de bal waartegen hij leunt weggespeeld wordt en hij valt in de tegengestelde richting van het steunpunt, wordt hij wel aanzien als omgespeeld.
7. Als een kegel omvalt om een of andere reden, vreemd aan wat de speler doet, zal de scheidrechter indien dit mogelijk is de kegel onmiddellijk opnieuw op zijn plaats zetten. Zelfs tijdens de uitvoering van de stoot.
In dit geval worden geen punten aangerekend voor de omgevallen kegel volgens punt 3 hiervoor, noch positief, noch negatief.
8. Als de positie van één of meerdere kegels geheel of gedeeltelijk bezet is door een bal zal de scheidsrechter deze kegels wegnemen en de beurt wordt afgehandeld met het overblijvende aantal kegels. De weggenomen kegels tellen niet mee en worden zodra mogelijk opnieuw op het oorspronkelijke standplaats gezet, evenwel ten vroegste voor de volgende afstoot.

Art. 21.10.4 : Bille libre
1. Als er een fout gedaan wordt volgens de artikelen 21.11.1.3 en volgende, heeft de speler recht op een “bal in de hand” positie die hij met zijn eigen speelbal moet uitvoeren.
2. Op het einde van de bestrafte stoot neemt de scheidsrechter de bal van de speler die aan stoot zal komen in de hand. Hij plaatst hem op een vrij te bepalen plaats in het deel van het biljart tegenover dit waar de bal van de bestrafte speler tot stilstand kwam. Deze bal blijft op zijn plaats liggen.
3. De speler die aan de beurt komt kan dan zijn speelbal, door de scheidsrechter geplaatst, op een willekeurige plaats in dit biljartgedeelte leggen maar mag hierbij enkel zijn keu gebruiken. Geen enkel deel van de speelbal mag de middenlijn overschrijden.
4. Als de aanspeelbal zich precies op deze lijn bevindt, wordt de speelbal aan de kant van de aanvangspositie van de wedstrijd gelegd.
5. De speler die aan stoot is bij deze “bille libre” beslist of hij de positie van de ballen behoudt zoals ze volgens de bepalingen hiervoor zijn of hij kan de scheidsrechter vragen de aanspeelbal in zijn oorspronkelijke aanvangs- of acquitpositie te plaatsen. Als deze plaats bezet is door de rode bal. Indien deze plaats zou ingenomen zijn door de rode bal, wordt de aanspeelbal op het overeenkomend acquit van de andere kant van het biljart gelegd. De speelbal moet dan wel in het tegenovergestelde deel gelegd worden.
6. Als de speler die van de “bille libre” situatie geniet de speelbal aanraakt voordat de scheidsrechter deze heeft geplaatst, is er fout. De tegenstrever is dan onmiddellijk aan beurt, eveneens met een “bille libre” situatie.
7. Op het ogenblik van de afstoot van de “bille libre” situatie moeten de voeten van de speler die de grond raken zich in de voetzone bevinden.

Art. 21.10.5 : Voetzone
Bij de aanvangsstoot en de afstoot bij een “bille libre”, moeten de voeten van de speler die de grond raken zich bevinden achter de biljarttafel en binnen het theoretisch verticaal verlengde van de buitenkant van de twee lange banden.

Art. 21.10.6 : Aanduiding van de speelbal
Op vraag van de speler moet de scheidsrechter hem zijn speelbal aanduiden. Het aantekenbord zal te allen tijde aanduiden welke speler met de witte of de gekleurde bal speelt.

Art. 21.10.7 : Plaats van de speler
De speler die niet aan de beurt is wacht zijn beurt af, zittend of niet, in de hiertoe aangewezen plaatsen, zich onthoudend van elke beweging of geluid dat zijn tegenstrever zou kunnen storen.
Deze plaatsen kunnen een stoel of een op de grond aangeduide grens zijn, die niet mag overschreden worden.

Art. 21.10.8 : Aanduidingen op het biljart
Het is de spelers verboden enige markering of referentiepunt aan te brengen op het speelvlak, de banden of de omkadering van het biljart.

Art. 21.10.9 : Tijdsbeperking voor het uitvoeren van een stoot
1. De speler beschikt maximaal over 40 seconden om een stoot uit te voeren. De tijd gaat in als de scheidsrechter de kegels en ballen opnieuw opgezet heeft of als de ballen van de vorige uitgevoerde stoot, tot stilstand komen.
2. Indien de speler zijn stoot niet uitgevoerd heeft binnen de 40 seconden, krijgt hij een straf van 2 punten die omgezet worden in 2 bonuspunten voor de tegenstrever. Vanaf dan heeft hij recht op een bijkomende 20 seconden om de stoot alsnog ut te voeren. Indien dit nog niet het geval is krijgt hij opnieuw 2 strafpunten die omgezet worden in bonuspunten voor de tegenstrever. Hierna mag deze speler niet meer spelen en gaat de beurt naar de tegenstrever met de situatie van ballen en kegels zoals die op het biljart liggen.

Art. 21.11 : Fouten

Art. 21.11.1 : Fouten door de speler
Een fout brengt strafpunten mee voor de betrokken speler, bovendien worden de punten gescoord in dezelfde beurt bijgeteld. In geval van een fout wordt het volledige puntentotaal van dezelfde beurt toegekend aan de tegenstrever. Indien meerdere fouten gebeuren gedurende dezelfde beurt worden de punten van elke fout bijgeteld.
2. Er is fout met enkel de gescoorde punten van kegels en eventueel caramboles, zonder “bille libre” of zonder bijkomende straf als de speelbal, na correct de aanspeelbal geraakt te hebben, in de kegels terecht komt, deze fout wordt aangekondigd als “quilles”
3. Er is fout met “bille libre” voor de aan beurt zijnde speler in de gevallen hieronder vermeld. Al deze fouten brengen bovendien een straf van 2 punten mee plus de eventueel gescoorde punten van kegels of caramboles:
a. als de scheidsrechter vaststelt dat met de verkeerde bal gespeeld wordt, aangekondigd als “mauvaise bille”;
b. als de speler de rode bal raakt vooraleer deze van de tegenstrever geraakt te hebben, aangekondigd als “bille rouge”. Om de rode bal te raken is de bijkomende bestraffing 2 punten (hetzelfde aantal punten als de minimale waarde van een kegel);
c. als de speler één of meerdere kegels raakt zonder eerst de aanspeelbal geraakt te hebben – aangekondigd als “quilles”;
d. als de speler de speelbal van de tegenspeler niet of niet correct raakt, aangekondigd als “bille adversaire”;
e. indien bij het uitvoeren van een stoot één of meerdere ballen uit het biljart springen, aangekondigd als ”bille dehors”. In dit geval worden 2 strafpunten toegekend onafhankelijk van het aantal uitgespeelde ballen;
f. als de speler afstoot vooraleer de ballen tot stilstand gekomen zijn, aangekondigd als “billes en mouvement”;
g. als de speler gebruik maakt van een andere onderdeel van de keu dan de pomerans, aangekondigd als “procédé”;
h. als de speler de speelbal bij het uitvoeren van zijn stoot meer dan één keer raakt, aangekondigd als “touché”
i. als de speler een bal of kegel raakt bij het verwijderen van een vreemd voorwerp dat er zich op bevindt, zonder aan de scheidsrechter te vragen dit te doen, aangekondigd als “touché”;
j. als de speler een kegel of bal verplaatst door een direct of indirect contact zonder dat deze verplaatsing het gevolg is van een uitgevoerde stoot, aangekondigd als “touché”;
k. als de speler direct speelt op een bal of band waarmee de speelbal in rechtstreeks contact is, zonder er eerst van weggespeeld te hebben, aangekondigd als “bille en contact”
l. als de speler bij de afstoot niet met minstens een voet de vloer raakt of indien hij bij een “bille libre” de voet(en) niet binnen de afgebakende zonde houdt, aangekondigd als “pied”;
m. als bij het plaatsen van de speelbal voor het uitvoeren van de aanvangsstoot of een “bille libre” de speler die speelbal raakt met een ander voorwerp dan de keu of hem raakt vooraleer de scheidsrechter de speelbal geplaatst heeft, aangekondigd als “touché”;
n. als de speelbal over de kegels en/of de rode bal springt vooraleer de aanspeelbal geraakt te hebben, aangekondigd als “saut de bille” (Bijlagen – schema 3).
Opmerking: Op voorwaarde dat geen enkel kegel omgespeeld wordt, wordt het normaal tussen de kegels rollen van de speelbal niet als fout aanzien maar als een geldige stoot.
o. als de speler, behalve om op regelmatige wijze de speelbal aan te spelen, een kegel of andere bal raakt, met de keu, de hand of gelijk welk ander voorwerp, wordt dit eveneens aangekondigd als “touché”
p. in geval van doorstoot, aangekondigd als “queuté”.

Art. 21.11.2 : Fout niet te wijten aan de speler
Elke fout veroorzaakt door een derde persoon, scheidsrechter inbegrepen, die een onvrijwillige verplaatsing van kegels of ballen veroorzaakt, kan niet aan de speler aangerekend worden. In dit geval worden kegels en ballen door de scheidsrechter in zo correct mogelijk in hun initiële positie teruggeplaatst of bij zo dicht mogelijk in de positie die ze zouden hebben ingenomen. Indien dit niet kan uitgemaakt worden kan de scheidsrechter
beslissen dezen op hun aanvang-acquit te plaatsen.

Art. 21.12 : Eindbepalingen

Art. 21.12.1: Overtredingen
Alle inbreuken op deze regels zullen volgens de geldende reglementering inzake tucht en disciplinaire straffen beteugeld worden.

Art. 21.12.2: Inwerkingtreding
Huidig reglement werd opgesteld conform de geldende U.M.B. en C.E.B. reglementen en zullen in de K.B.B.B. toegepast worden vanaf goedkeuring ervan.

Art. 21.13 : Bijlagen
De kegels – schema 1

Er zijn vijf kegels, vier witte (of gele) en een rode in het midden. Ze zijn allen gelijk in vorm en afmetingen.

De kegels hebben een hoogte van 25 mm. De diameter is 6 mm op de kop, 10 mm op de dikste plaats en 7 mm aan de basis.
5-pin-01

Opstelling van de kegels – schema 2
5-pins-opstelling-01

Sprong van de speelbal – schema 3
5-pin-02

Het biljart – schema 4
5-pin-03

Download het Arbitragereglement Belgie