Bij de basisverdeling worden op het laken vier lijnen getrokken, evenwijdig en op een bepaalde (gelijke) afstand van de banden. Daardoor ontstaan er negen vakken op de tafel. De korte band en de lange band zijn verdeeld in 3 delen, zodanig dat de hoekvakken een vierkant vormen.
In de acht omtrekskaders, mag men slechts twee, soms ook slechts maar één carambole maken, waarna één van de aangespeelde ballen het kader moet verlaten, doch er wel terug mag inkomen. Bij de speelwijze waarbij er maximum twee caramboles in één vak mogen gemaakt worden, kondigt de scheidsrechter “entrée” aan wanneer de aanspeelballen voor het eerst in hetzelfde vak liggen.
Blijven de aangespeelde ballen na de eerste carambole nog in het kadervak, dan wordt dit feit aangekondigd met “dedans”.
Hierna moet dus een der aanspeelballen het vak verlaten.
Mag er daarna terug inkomen met weer de melding entrée, enzovoort. In het geval van maximum één carambole in hetzelfde vak, geldt alleen de melding dedans.
Om het spel nog moeilijker te maken voor spelers uit de hoogste klassen worden nog vierkante kaders van 18 cm. bijgevoegd op de plaats waar de lijnen de band raken. In deze ankerkaders gelden dezelfde beperkingen als voor de grote kaders.
Voor volledige uitleg en arbitrage zie: reglementen kader