Het is bij dobbelbiljart de bedoeling om een zo hoog mogelijk aantal te gooien met de dobbelstenen en elke stoot MOET door het poortje (de citroenstampers of iets dergelijks voorhanden). Dat mag via de band (of bal) maar ook direct, maar moet zonder eerst een dobbelsteen te raken.
Elke speler mag drie keer achter elkaar stoten (maar dat hoeft niet), en een gevallen dobbelsteen mag je nogmaals laten rollen, maar eerst moet de bal weer door de poort.
Wordt de poort geraakt en valt deze om, dan tellen de dobbelstenen die daarna geraakt worden NIET, en worden deze van het biljart verwijderd. Ook als het poortje door de andere bal of andere zaken op het biljart om valt.
Als de stootbal NIET DOOR HET POORTJE wordt gestoten tellen de omgeworpen dobbelstenen NIET, en als de dobbelstenen geraakt worden die in een eerdere beurt al gerold hebben worden ze ook verwijderd.
De totaalscore van de dobbelstenen (overgebleven op het biljart) tellen als eindscore van dit spel en na elke beurt wordt het poortje (als het omgevallen is) weer overeind gezet.
Ongeldig geraakte dobbelstenen worden verwijderd, maar alle andere items blijven liggen als handicap. Dit spel is makkelijk aan te passen aan zelf bedachte regels.
De moeilijkheid is om precies op 100 uit te komen en als een speler alle ballen mist, begint hij weer op nul.
Een speler kan bijvoorbeeld 96 punten hebben en “per ongeluk” 20 punten er bij scoren.
Hiermee komt de speler op 116 punten, wat niet mag, en begint deze speler met 16 punten in zijn volgende beurt.