Niet langer slaaf van keu en ballen

1998

Een begenadigd kadrist, librespeler en bandstoter was CHRIST VAN DER SMISSEN (44). Hij veroverde vele internationale titels. Maar die spelsoorten zijn uit de mode geraakt, nu telt alleen het driebanden….
EEN belangrijk driebandentoernooi zónder Christ van der Smissen. Dat was tot voor kort ondenkbaar. Hij kon immers nog steeds op het hoogste niveau mee. Stond hij bijvoorbeeld niet vorig jaar in de finale van de Masters? Oké, hij verloor dik van dorpsgenoot Dick Jaspers, maar hij was toch maar mooi de nummer twee van Nederland.Dit jaar moest Van der Smissen al vroeg afscheid nemen van het elitetoernooi voor de nationale topzestien. En straks in Turkije en in Roermond, bij de wereldbeker, zal hij zijn keu zelfs helemaal niet meer in en uit elkaar schroeven.Dat heeft alles te maken met zijn nieuwe deeltijdbaan. Van der Smissen is sinds een half jaar in dienst van de biljartbond, als coach van de sectie driebanden, met als taak het begeleiden van de jeugd. En dus zit de voormalige golden boy van het biljarten bij de laatste twee world cup-evenementen op de tribune, met een aantekenboekje op schoot.Eén dag in de week trekt Van der Smissen van St. Willebrord naar Nieuwegein om vier jonge driebanders les te geven. Huub Wilkowski, Jean van Erp, Martijn Vet en Arno Peterson krijgen onderricht van de ‘oude’ meester. Meestal individueel, soms in groepjes.Zelf leerde Van der Smissen biljarten van de Belg Tonny Schrauwen, nog steeds actief als KNBB-coach (voor de bijna verdwenen overige onderdelen). Maar hij stak ook veel op door te kijken naar anderen, naar Raymond Ceulemans bijvoorbeeld. De Willebrorder was al snel een topper.Machtig mooi vond hij vooral de serie américaine in het libre. Vijfhonderd punten achter elkaar maken. ‘Dan voelde ik me de baas over de ballen. Heerlijk. In driebanden kom je nooit in zo’n cadans. Een hoge serie kan, maar dan is de set afgelopen en moet je als het ware met een nieuwe wedstrijd beginnen.’Een jaar of drie geleden maakte ik in de competitie een serie van 25, tegen Rudolph. Een Nederlands record. Nu nog weet ik precies hoe ik dat 26ste punt miste. Ook toen spookte dat maar door m’n hoofd. Ik raakte daarna geen bal meer. Ik word nu eenmaal vrij snel afgeleid, ik heb soms moeite om mijn concentratie vast te houden.’Het plezier dat ik altijd heb gehad in het spelleke werd door het invoeren van sets een stuk minder. Na het EK bandstoten in Groningen in 1989 ben ik helemaal overgestapt naar het driebanden, dat vóór die tijd bijzaak voor me was. Veel te laat, ik was toen al in de dertig. Maar ik was bang dat ik alle kennis die ik in al die jaren had opgebouwd in een klap zou weggooien. Onzin natuurlijk.’Van der Smissen zegt het zonder spijt. ‘Aan de andere kant zou ik niet alleen maar voor het biljarten kunnen leven. Vroeger speelde ik me vier dagen suf en kreeg ik een medaille en een envelopje met 25 gulden erin. Die tijden zijn veranderd, maar ook nu tel ik maar een paar echte profs. Kijk naar Jaspers. Vrouw en kinderen zijn in Duitsland, hij zit hier in Veghel in een hotel, alleen. Is dat nu gezellig samen leven?’Hij mag het van me hoor, hij heeft de klasse van een topspeler, de ambitie ook. Maar ik ga graag een dag vissen. Onlangs ving ik een snoek van 93 centimeter. Dat noem ik ook leven. Ik wil niet elke dag uren naar die keu en die drie ballen staren.’Bij mijn club Poppeliers heb ik een contract voor het leven. Mijn vrouw, die bijna altijd met me meegaat, werkt halve dagen. Zekerheid had ik natuurlijk niet. Daarom was ik zo blij met dat aanbod van de bond. Een vaste betrekking, ik kan ziek worden en de boel draait toch gewoon door. Ik blijf in de competitie actief, maar ik speel niet meer als mijn jongens zelf in actie komen, zoals in december. Ik kan niet twee dingen tegelijk goed doen.’Regelmatig organiseren we open dagen. Dan komen er een stuk of twaalf jongens bij elkaar. Daar pik ik er dan een paar van uit die bij mij in de groep, op de academie zoals het project officieel heet, komen. Nu heb ik vier leerlingen, dat worden er binnenkort zeven. En later misschien nog wel meer.’Ik denk dat ik ze veel kan leren. Ik kan iets aan de techniek doen, aan de afstoot bijvoorbeeld. Maar ik moet ervoor oppassen dat ik ze niet mijn techniek opleg. Ik ga uit van hun mogelijkheden. Verder praat ik veel met ze. Waarom heb je zo gespeeld en niet zo. Ik kijk ook hoe ze met hun tegenstanders omgaan, want je kunt pas goed spelen als je tegenstander dat toelaat. Jaspers, de beste driebander van Nederland en misschien wel van de wereld, heeft dat aparte gevoel. Die kan meteen profiteren van een foutje, direct toeslaan.’Ik spreek niet vaak over andere dingen. Ze mogen van mij roken en drinken, als ze maar niet zwalkend aan de tafel komen staan. Dan zal ik ingrijpen. Natuurlijk zou het leuk zijn als een van de jongens die ik nu onder mijn hoede heb later een goed belegde boterham kan verdienen. Maar dat is van zoveel factoren afhankelijk. Studie, werk, hoe kijken de ouders er tegen aan, dat soort dingen.’Vijftien jaar geleden ben ik ook al door de bond gevraagd, voor libre- en kadertrainingen. Christ, zeiden ze, kun jij wat jongens les geven en ze van een moyenne van nul op tien brengen. Een ander zou er dan voor zorgen dat ze op een gemiddelde van honderd kwamen. Ik heb geen seconde hoeven nadenken. Ik het vuile werk opknappen, en een ander de eer krijgen. Nee, dankjewel.’Ab Schreijnders

Facebooktwitterpinterest

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *