Techniek van de afstoot deel III

Het laatste artikel van mijn hand over de techniek van de afstoot lijkt meer vragen op te roepen dan antwoorden te geven. Met name begrippen als ‘lange en kort’ afstoot en ‘doorgaan in de bal’ laten zich niet verenigingen met de stelling dat de werkelijke contacttijd tussen bal en pomerans slecht 1 á 2 duizendste seconde is. Dit is slechts schijn. Wellicht maakt een simpele observatie bij andere sporten het een en ander duidelijker, zoals bij tennis en golf.

Een tennisbal haalt bij de profs gemakkelijk snelheden van 100 km/uur en meer. De aanvangssnelheid van de tennisbal bij het verlaten van het racket is nog belangrijk hoger. Voor een ieder is direct duidelijk dat een mens niet in staat is om aan een tennisracket een snelheid mee ten geven van bijvoorbeeld 150 km/uur. Ook de golfer die bij het afslaan van de pin de bal met meer dan 250 km/uur wegslaat kan deze snelheid onmogelijk uit zijn lichaam persen. Ook hier zijn de contacttijden zo klein en het verschil in massa tussen bal en racket of clubhead bepalend voor de hoge aanvangssnelheid. En ja de golfer is niet in staat ‘lang of kort’ af te slaan. Altijd zal de golfclub na het contact met de bal zijn weg vervolgen. Bij golf heet dit de swing.

Net als de biljarter maakt de golfer zijn afslag altijd af.
Net als de biljarter maakt de golfer zijn afslag altijd af.
Net als de biljarter maakt de golfer zijn afslag altijd af.
Net als de biljarter maakt de golfer zijn afslag altijd af.

Heel goed is ook te zien hoe toptennisser Roger Federer zijn slag altijd afmaakt met een doorgaande beweging van zijn racket. Elke tennisspeler doet dit, maar bij Federer lijkt dit meer vloeibaar, werkelijk een lust voor het oog.
In onze sport is dit niet anders, maar wel veel minder zichtbaar, simpel omdat de snelheden veel lager liggen. De biljarter is echt niet in staat om ‘kort of lang’ af te stoten. Altijd zal de keu door zijn massa na contact met de speelbal doorgaan. Dit aanleren van afstoten gebeurt dan ook geheel onbewust en is later nauwelijks beïnvloedbaar. Door heel veel een bepaald stootbeeld te spelen wordt de afstoot wel steeds constanter, waardoor de speler de juiste snelheid (lees energie) geeft, behorende bij dat stootbeeld.

Ook wordt hardnekkig gedacht dat een korte of langere afstoot invloed zou hebben op de loop van de aan te spelen bal. Heeft de speelbal het contact met de pomerans eenmaal verloren dan is slechts de snelheid en de eventuele rotatie (door het geven van effect) van invloed op de botsing met de aan te spelen bal. Meer of minder doorgaan met de keu heeft hierop geen invloed meer, immers het contact met de pomerans is dan allang verbroken. Duizelt het al, geen nood gewoon doorgaan met biljarten. Goed spelen heeft meestal meer te maken met spelinzicht dan met de perfecte afstoot. Ik kom daar later nog graag op terug.

Bron: Biljart Totaal (augustus 2016)
Veel speelplezier,
Hans de Jager
h.d.jager@gmail.com

Techniek van de afstoot deel II

Ik heb behoorlijk wat reacties ontvangen op mijn proza in het maart-nummer van Biljart Totaal over het onderwerp ‘de afstoot‘. Een breed scala aan meningen kwamen voorbij, positieve, maar ook negatieve kritiek. Met de positieve ondersteuning ben ik natuurlijk blij en is het bewijs dat mijn schrijfsels bij veel biljarters goed overkomen.

Negatieve reacties maken me echter nog nog blijer. Je blijft hierdoor scherp en analyseert nogmaals het ontstane gedachtegoed. Weerleggen kan ik het niet altijd om de simpele reden dat ik (nog) niet staat ben aan de hand van filmbeelden te bewijzen wat er werkelijk gebeurt gedurende de zeer korte tijd bij de botsing tussen pomerans en speelbal. De actuele contacttijd ligt naar alle waarschijnlijkheid tussen de één- en tweeduizendste seconde en de speelbal verplaatst zich dan slechts ongeveer twee millimeter tijdens het contact met de pomerans. Lees verder: Techniek van de afstoot deel II

Oefeningen

Dit oefenschema is eenvoudig van opzet en voor elke biljarter goed te volgen. Het schema zoals hier gehanteerd wordt is onderverdeeld in meerdere secties. Elke sectie behandelt een stukje techniek van de mooie biljartsport. Alle pagina’s samen vormen de totale verscheidenheid aan stootvormen en de bij behorende technieken welke iedere biljarter in zijn repertoire zou moeten hebben.

Dit zijn vrij simpele voorbeelden voor beginners.

Voor meer gevorderde spelers kijk bij “Lezen en Leren” of bij onze “PDF boeken” en “Video’s“.

  1. Drijven met een bal
  2. Drijven met twee ballen
  3. Tempoplaatsing
  4. Afstoot met opvang op de pomerans
  5. Dun passerend caramboleren
  6. Amorti stoot
  7. Doorschieten
  8. Losse bandstoot
  9. Van snij- naar klosstoot
  10. Rappelleren
  11. Eenbandstoten
  12. Keerstoten
  13. Afstoot / acquitstoot
  14. Piqué en massé

Techniek van de afstoot

Iedere biljarter heeft een ‘eigen’ afstoot. Deze komt tot stand doordat de speler met zijn stootarm- en hand de keu tegen de speelbal ‘stoot’ . De snelheid waarmee de keu de bal raakt bepaalt grotendeels de loop van de speelbal. De achterhand, de pols, de onderarm en in mindere mate de bovenarm maken eerst een achterwaartse beweging om daarna de ongeveer 500 gram wegende keu tegen de speelbal (200 gram) voorwaarts te stoten (zie tekening).

Op het eerste gezicht lijkt dit voor alle spelers hetzelfde, maar schijn bedriegt. Sterker nog iedere speler heeft zijn eigen karakteristieke afstoot! Want de combinatie van hand, pols, onderarm genereert een slingerbeweging die zeker niet lineair is en vaak van afstoot tot afstoot zal verschillen. Dit komt het beste tot uiting bij de trekstoot: hoe meer versnelling nog aanwezig is in de afstoot als de pomerans de speelbal treft hoe groter het ’trekeffect’ op de speelbal: Lees verder: Techniek van de afstoot

De driebandenbijbel van Walt Harris

In mei 1996 verscheen al weer het derde deel van “A billiard atlas on systems & techniques”, een in Nederland nog onbekende driebandenbijbel van de hand van de Amerikaan Walt Harris.

Deze onvermoeibare promotor van het driebandenspel in de VS heeft zich sinds 1988 toegelegd op het documenteren van allerlei systemen, technieken, tips en trucs die bij het driebandenspel van nut kunnen zijn. In dit inmiddels zo’n 600 pagina’s tellende studie- en naslagwerk vindt de geinteresseerde driebandenspeler een bijna onvoorstelbare verzameling van stootbeelden en gedetailleerde berekeningswijzen, opgetekend uit boeken, tijdschriften, uit eigen observaties en uit schriftelijke en mondelinge contacten die de schrijver onderhoudt met honderden biljarters, officials, journalisten en schrijvers van biljartboeken.

Men kan hierbij bijvoorbeeld denken aan diamondsystemen zoals die gebruikt werden door oude meesters als Willie Hoppe (1887-1959), maar ook vele technieken en systemen uit de moderne toernooipraktijk worden zeer uitgebreid behandeld. Behalve van een stoet Amerikaanse topspelers worden ideeën van in Europa bekende driebandenspelers als Nobuaki Kobayashi, Junichi Komori, Sang Lee en Richard Bitalis uitgewerkt.

Hoewel veel minder systematisch van opzet dan de pil van Raymond Ceulemans (Mr. 100) uit 1979, is de Billiard Atlas een goudmijn voor iedere biljarter die wat minder afhankelijk wil worden van de vaak zo ontbrekende “vorm van de dag”. Want juist in die wedstrijden waarin je zonder “gevoel” lijkt te spelen, waarin alles in de klos loopt en waarin alle patronen “schuin” lijken te liggen, juist daar kan enige elementaire kennis van looplijnen en van vertrek- en aankomstpunten je voor menige nederlaag behoeden.

En die basiskennis vind je in de boeken van Harris.

En nog veel meer.

Bij alle basistechnieken en -systemen worden vele varianten gegeven, compleet met alle berekeningswijzen, manier van afstoten etc. Er worden zelfs systemen in beschreven waarbij je je mikpunt op de muren van de biljartzaal bepaalt, kortom je vindt hier alles wat biljarters in de loop der decennia hebben bedacht om hun moyenne op te krikken.

Stootbeelden dragen grappige, zo typisch Amerikaanse namen als “The wow shot” (een verrassende oplossing), “Wow’s cousin” (een variant), “Frank does not kiss” (de techniek waarmee VS-topdriebander Frank Torres de klos in een rondspeelbal vermijdt) en het systeem van Nobuaki Kobayashi wordt het “rijzende zon systeem” genoemd.

Er staan bovendien hoofdstukken in over positiespel (verdedigen en overhouden), over de mentale kant van de biljartsport, over de materialen, over het glijden van de banden, over keuvoering, over onsportief spel (“sharking”) enz. enz.

Een hoorn van overvloed dus, studiemateriaal voor jaren, in drie delen uitgegeven in eigen beheer en voor $75 + $14 verzendkosten dus ook rechtstreeks bij de auteur te bestellen.

Het adres luidt:

Walt Harris
P.O. Box 321426
Cocoa Beach
Florida, USA

Per e-mail bestellen kan ook: in[wharris@billiardsatlas.com].

Tenslotte heeft Harris een eigen homepage op internet: http://www.billiardsatlas.com.

Overhouden

Spelen op overhouden

De voornaamste beginselen bij het spelen op overhouden:

  1. Houdt de ballen zolang mogelijk bijeen, speel ze pas uiteen als het niet anders kan.
  2. Probeer bal 2 zoveel mogelijk via de lange band te verzamelen zodat de af te leggen afstand korter is.
  3. Probeer nooit beide aanspeelballen te plaatsen, het plaatsen van bal 3 wordt daardoor bemoeilijkt.
  4. Zorg dat bal 3 niet wordt weggestoten, zorg dat de speelbal in de buurt van bal 3 blijft.
  5. Blijf altijd op de kop van de tafel, zodat je gebruik kunt maken van de hoeken en korte band.
  6. Probeer zoveel mogelijk de speelbal in de buurt van een van de andere ballen te houden.
  7. Probeer bij stoten aan de band altijd speelbal aan de buitenkant te houden.
  8. Zorg ervoor dat de speelbal nooit vast aan de band komt te liggen.
  9. Probeer er bij een vervolgstoot voor te zorgen dat de speelbal niet tussen de 2 andere ballen komt te liggen, houdt ze voor de speelbal.
  10. Vermijdt bij het korte spel het achter elkaar leggen van de 2 aanspeelballen.
  11. Gebruik indien mogelijk een geamortiseerde stoot om bal 1 zo dicht mogelijk bij bal 3 te plaatsen.
  12. Zorg dat er bij ruim spel (bijv. op het midden van de tafel) minimaal een bal aan de band (of beter nog in de hoek) blijft liggen, zodat er een vervolgstoot overblijft.

header-americaine-01

PS: Als je begint met het oefenen op overhouden zul je merken dat je in het begin slechter zult biljarten dan voorheen. Daardoor moet je je niet laten ontmoedigen, want als je doorzet gaat het daarna ineens met sprongen vooruit.

Zie ook:

  1. Spelen op overhouden een uitgebreid lesboek met afbeeldingen over overhouden door Terry van Erp.
  2. Overhouden – Positiespel een aanvulling op “Spelen op overhouden” lesboek met afbeeldingen over overhouden door Terry van Erp.

Terry van Erp
BV Beja

Keu vasthouden

voorhand-01Er zijn vele manieren om de biljartkeu vast te houden. De uitgangspositie is de vlakke hand die op het biljart ligt. Een andere uitgangspositie is uw wijsvinger de biljartkeu te laten omvatten terwijl de de top van de keu rust op de duim (Centrale brug). Voor weer een andere uitgangspositie schuift u uw middelvinger onder de biljartkeu door.

 

 

centrale brug
De brug waarbij de speelbal op de horizontale hartlijn wordt geraakt
Lage afstoot met platte keu
Lage afstoot met platte keu

Lees verder: Keu vasthouden

Techniek

Naar mijn mening is het kopen van een goed biljartboek, een van de beste mogelijkheden om aan goede uitleg en oefenstof te komen, met als uitgangspunt, dat wanneer u verder wilt komen een aantal lessen u goed op weg kunnen helpen.
Echter willen we een aantal voorbeelden met enige uitleg op deze site niet laten ontbreken.

Hier volgen binnenkort een paar belangrijke voorbeelden en links naar video’s en boeken.