Een veel voorkomend foutje

Kijkend naar wedstrijden vallen mij vaak kleine dingetjes op. En vaak zijn het die kleine dingen die maken dat de speler zich bij de arbiter op zijn gemak voelt of niet. En als je je op je gemak voelt en de arbiter geeft je vertrouwen, komt dat weer je spel en concentratie te goede.

Iets wat mij vaak opvalt is, dat arbiters niet zelden bijna recht voor de speler blijven staan. Alsof ze denken dat je bij een opstelling ‘contra stootbeeld’ alles het beste  kunt waarnemen. Wat niet het geval is. De beste waarneming heb je als arbiter bijna altijd als je grofweg ongeveer in het verlengde van de lijn bal 2 bal 3 staat. En het zijn niet alleen ‘ongeschoolde’ arbiters die deze fout maken. Ook bij opgeleide club-en districtsarbiters kun je het soms zien. Lees verder: Een veel voorkomend foutje

Als arbiter mag je nooit storend zijn

ValkuilIn schrijfsels zoals dit probeer je altijd herkenbare voorvallen of situatie bij de kop te vatten. Het lezen en soms ook herkennen van wat ik schrijf, doet anderen dan vaak weer achter het toetsenbord kruipen om stof aan te dragen. Een onmisbare inspiratiebron.

Elke speler wil in een wedstrijd zo goed mogelijk presteren. Daar is een wedstrijd tenslotte voor. De arbiter ziet er op toe dat dat presteren volgens de regels gebeurt. Daarnaast probeert de arbiter er voor te zorgen dat de speler zo min mogelijk wordt verhindert door randomstandigheden. Want om tot een goede prestatie te komen, moet je kunnen concentreren. Als concentreren moeilijk is doordat je je hoofd niet ‘leeg’ kunt maken, is dat natuurlijk alleen aan jezelf te wijten. Maar als je moeilijk kunt concentreren door wat anderen doen of zeggen, dan hoort het bij de taak van de arbiter om daar tegen op te treden.
Natuurlijk moet ook de arbiter, moet zéker de arbiter proberen om niets te doen wat de speler kan hinderen in zijn concentratie. Veel spelers zijn daar gevoelig voor. Lees verder: Als arbiter mag je nooit storend zijn

Een goede arbiter geeft rust en stoort niet

Iemand zei me eens, een goede arbiter valt niet op”. Ik denk dat een juiste opmerking is. Echter niet elke arbiter is zich daar van bewust.

De laatste tijd komt er steeds meer een discussie op gang over de kleding tijdens wedstrijden. Hoewel ik voorstander ben van wat vrijere regels en daarom die discussie toejuich, vind ik dat we toch zogekleed moeten blijven dat we ons laten zien als ‘georganiseerde biljarters’. Daar hoort speciale kledingbij. Maar we moeten wat dat betreft nietpietluttig zijn. De kleding moet functioneel zijn. En de kleding die we nu het meest dragen is dat niet. We pretenderen dat we sport bedrijven. Sport moet toch actie uitstralen. En kleding moet vrij beween mogelijk maken. Een overhemd met een -tijve boord doet dat niet. Een vest doet dat ook niet. Het zijn geen vesten die voor sport zijn ontworpen. Het zijn vesten die gedragen worden bij een smoking, of bij een driedelig pak. Beide stralen stijfheid uit. Een ander aspect is dat de huidige biljartkleding voor steeds meer mensen te duur wordt.

We zouden kleding moeten gaan dragen die speciaal voor het biljartenis ontworpen. Luchtig en de beweging vrijlatend. Daarbij moeten we niet onnodig pietluttig zijn. De kleding moet functioneel zijn. We moeten herkenbaar zijn als georganiseerde sporters. Daar gaat het om. Het is niet zo belangrijk of alle onderdelen van de kleding gelijk zijn. Het moet zichtbaar zijn dat we een team zijn. Of een vereniging. De verruiming door het dragen van poloshirts in bepaalde gevallen toe te staan, is al een stap in de goede hting. Maar er is veel meer mogelijk. Functioneel en toch stijlvol. Laat maar er maar eens een paar ontwerpers op los.

Ook arbiters moeten herkenbaar gekleed gaan. Een arbiter heeft een andere rol. Die hoeft niet zoveel bewegingsvrijheid te hebben want hij loopt en staat meest rechtop. De meeste arbiters dragen tegenwoordig een kostuum, met colbert en stropdas of strik. Heel erg netjes. Maar ook heel erg warm. Want vergis u niet, al beweegt de arbiter rustig, concentratie kost ook energie. En als je veel energie verbruikt krijgje het warm. En wat is er eigenlijk tegen, behalve dat het ‘nu eenmaal zo hoort, simpelweg omdat we het nu eenmaal zo gewend zijn, dat ook arbiters wat luchtiger kleding gaan dragen? Ook luchtig kan netjes zijn. Zolang maar zichtbaar is wie arbiter is.

Kleding moet wel netjes blijven. Maar is het dan zo vreselijk als een arbiter in overhemd loopt met korte mouwen? Bij evenementen waarbij meerdere arbiters optreden hoort er wel een zekere uniformiteit te zijn. Één lijn trekken. Dus alle arbiters een jasje aan of allemaal in overhemd. Allemaal lange mouwen of als het warm is, allemaal korte mouwen. Het kan evengoed netjes zijn. Vrouwelijke arbiters zijn het netste gekleed, vind ik, als ze een lange pantalon dragen. Maar dragen ze een rok, dan tot over de knie. De arbiter mag de aandacht van de speler niet verstoren door op een bepaalde manier gekleed te gaan. Een heel bepaalde manier van (niet) gekleed gaan zag ik onlangs, toen een districtsarbiter tijdens een districtsfinale op blote voeten arbitreerde.

Niet alleen de kleding moet zodanig zijn dat de arbiter de concentratie van de speler niet verstoort. Ook de manier van optreden hoort daarbij. De arbiter stelt zich bij voorkeur zo op dat ‘ie de snijlijn van bal twee en drie goed in het oog heeft. Maar probeert daarbij niet te recht voor de speler te gaan staan. Veel spelers ervaren dat als storend. Ook zal de arbiter, zodra de speler aanlegt, proberen stilte blijven staan. De arbiter is de speler behulpzaam door bijvoorbeeld de lamp, als die in de weg hangt, opzij te houden. Dat doet ‘ie niet uit eigen beweging. Alleen op verzoek van de speler. Want de speler heeft een bepaald ritueel, een ritme. En op het moment dat het in dat ritme past, vraagt hij de arbiter om de lamp opzij te houden. De arbiter is er echter wel attent op want oplettend als ‘ie is, weet hij dat de speler waarschijnlijk zo’n verzoek zal doen.

Iets wat ook heel storend werkt is als de arbiter een onverschillige indruk maakt. Bijv. door op enige afstand tegen de muur geleund te arbitreren, wat je regelmatig ziet. Soms zelfs met in de ene hand een sigaret en in de andere aan glasbier of ander drinken. Een arbiter die zich zo opstelt, staat ook heel vaak verkeerd. Met alle gevolgen van dien als hij een beslissing moet nemen in een situatie die hij niet goed kon beoordelen.
De goede arbiter annonceert ook zodanig dat de speler zich niet hoeft af te vragen waar hij aan toe is. Is de bal raak dan zal de arbiter onmiddellijk de carambole annonceren Vooral bij het kader zie je nogal eens dat de arbiter goed staat te kijken, na het caramboleren nog even de positie beoordeelt en pas daarna de carambole annonceert. Ik heb meegemaakt dat een speler zijn ritme onderbrak omdat hij niet verder kon. Hij had de carambole-annonce nog niet gehoord. Daarom, niet wachten. Onmiddellijk annonceren. Dan kan de speler door in zijn ritme.

Kader is de spelsoort waarbij de meeste annonces voorkomen. Natuurlijk, vast- of bijna-vastliggende ballen komen in elke spelsoort voor. De arbiter zal, wanneer hij zich er zichtbaar van heeft overtuigd of een bal ‘vast of ‘los’ ligt, altijd annonceren, vast” of , vrij”, (als de positie heel compact is meldt de arbiter ook waaraan de speelbal al of niet vast ligt. Dus: vast aan….” Of, vrij van…”). Ook als de speler het zelf ook kan zien. Want de speler verwacht zo’n annonce en uitblijven ervan kan storend werken. Hetzelfde is het geval bij ballen die dicht bij de kaderlijnen liggen. Als de arbiter zich van de positie moet overtuigen of als de positie niet overduidelijk is, zal de arbiter altijd de positie annonceren. De speler verwacht dat en uitblijven ervan kan verstorend werken. Onlangs sprak ik een districtsarbiter die beweerde dat hij in de eerste plaats annonceert voor de tegenstander en het publiek. De speler”, zo zei hij, ziet zelf wel hoe de situatie is, die hoef ik het niet te melden”. Een onjuiste gedachte. Natuurlijk annonceer je ook voor de tegenstander en het publiek, maar in de eerste plaats voor de speler-aan de-tafel.

Dezelfde arbiter vertelde ook dat hij bij bewegende ballen altijd aftelt. Want”, zo zei hij, de ene keer wel aftellen en de andere keer niet, is te moeilijk om uit te leggen”. Bovendien vond hij het niet rechtvaardig

Een gediplomeerd arbiter zou toch beter moeten weten. Als de ballen bewegen zonder te zijn aangeraakt, bijv. doordat het laken zonder opzet wat wordt opgeduwd of als een bal beweegt omdat hij heeft geleund en het ‘steunpunt wegvalt, kan de speler daar niks aan doen. En als daardoor de situatie verandert, maar de speler probeert niet om er voordeel uit te halen, dan mag hij gewoon doorgaan. Een fout waaraan de speler geen schuld draagt, wordt hem niet aangerekend’. Of het nu wat moeilijk uit te leggen is of niet.

Bron: Biljart totaal (november 2006)
Auteur: Piet Verhaar
Email: pietvangerte@hotmail.com

*** Wat de arbiter niet kan zien *** Index ***

Een speler heeft graag een arbiter die vlot, annonceert

Annonceren doet elke goede arbiter op een vaste manier. Maar toch kun je grote verschillen waarnemen in het annonceren van de arbiters. Zelfs van goed opgeleide arbiters. Vooral het moment waarop de arbiter de carambole annonceert, laat grote verschillen zien.

Het Spel en Arbitrage Reglement is er duidelijk in. Een carambole is geldig als alle ballen tot stilstand zijn gekomen en er geen fout is gemaakt. Simpel, zou je dus zeggen. Als arbiter wacht je dus tot de ballen stil liggen en dan annonceer je de gemaakte carambole. Dat zou je zeggen, ja. Maar in het SAR kunnen we nog meer vinden. Artikel 5505 bijvoorbeeld, is erg interessant. Daar staat onder andere dat de arbiter de speler niet mag hinderen. Met niet mogen hinderen kan natuurlijk heel veel bedoeld worden, hier gaat het om zodanig optreden dat de concentratie van de speler er niet door verstoord kan raken. Door het tempo van annonceren of door het al te luid of juist erg zacht te annonceren. In de toelichtingen van artikel 5505 staat het heel mooi beschreven. De arbiter moet proberen om niet te monotoon te tellen.
Dan wordt het makkelijk een dreun. Niet prettig.

Verder staat er: ook dient de arbiter rekening te houden met snelle en langzame spelers. Als je als arbiter bij een langzame speler te vlug telt, kan hij er zenuwachtig door worden.Als je bij een vlotte speler langzaam telt, haal je de speler uit zijn ritme. Juist bij vlotte spelers die compact spelen, is ritme heel belangrijk. En als de arbiter met zijn annonces in dat ritme meegaat, hoort de speler de annonces wel, maar omdat het past in het patroon, verstoort het zijn concentratie niet. Dat gebeurt pas als de verwachte annonce uitblijft of, zoals je nog wel eens kunt waarnemen, er andere dan de voorgeschreven aanduidingen gebruikt worden. De speler doet een stoot, kijkt wat ervan terecht komt en gaat in zijn hoofd meteen door met het vervolg. Natuurlijk weet je als speler ook wel dat je carambole pas geldig is als alle ballen stilliggen. Je weet ook wel dat je daar op moet wachten met de volgende stoot. Maar in je hoofd ben je al weer verder. Als de arbiter dan wacht met het annonceren tot de ballen stilliggen, kan dat heel storend zijn voor een speler. Het is ook nergens voor nodig, om te wachten.
Tenslotte zien de arbiter en de speler beiden de ballen caramboleren. De arbiter meldt hem meteen zoals de speler verwacht en de speler gaat zich meteen concentreren op de volgende. Als hij daarna iets doet waardoor de gemaakte carambole alsnog ongeldig zou worden, dan zal de arbiter de laatste, al getelde, carambole eenvoudig herroepen. Bijvoorbeeld als de speler al weer stoot voor de ballen stilliggen.

Ook bij het kaderspel is het storend als de arbiter te lang wacht met annonceren. Dat komt nogal eens voor. Regelmatig kom je arbiters tegen die na de stoot, als de ballen hebben gecaramboleerd, blijven kijken waar de ballen uiteindelijk terecht komen.
Bij het kaderspel moet de arbiter natuurlijk meer zaken melden dan alleen de carambole. Maar als hij bij het melden van de positie ook pas de carambole telt, is dat heel storend. Het tellen van de carambole is voor de speler in feite het geven van toestemming om aan de volgende te gaan denken. Het is heel belangrijk dat je als arbiter je tempo aanpast aan het tempo van de speler.

Bron: Biljart totaal (november 2015)
Auteur: Piet Verhaar
Email: pietvangerte@hotmail.com

*** Een speler heeft graag een arbiter die vlot, annonceert *** Index *** Soms moet ie een oortje dichtknijpen ***

Richtlijnen voor de arbiter

Arbitrage van biljart: Vrijspel, Bandstoten, Driebanden en Kader

1: Houding en plichten:

  • Het optreden van de arbiter is rustig, tuchtvol en het getuigt van bekwaamheid in het toepassen van het wedstrijdreglement.
  • Hij waakt erover dat de spelers zich behoorlijk en loyaal gedragen zonder de tegenstrever te storen door gebaren of geluid.
  • De arbiter zal niet roken (waar dit nog is toegestaan) tijdens de partij en het drinken zoveel mogelijk beperken.
  • Voor de partij maakt de arbiter zich kenbaar aan de spelers. Hij wijst hen hun zitplaatsen aan, duidt het bovenacquit aan, gaat na of de biljart goed schoon is en de juiste belijning is aangebracht.
  • De arbiter controleert nauwgezet de inspeeltijd van 4 minuten per speler. Na 3 minuten waarschuwt hij de speler met de melding “nog een minuut”. De speler mag dan nog drie keer de opstoot (acquitstoot) proberen, of de minuut volmaken. Daarna reinigt de arbiter grondig de ballen en plaatst ze nauwkeurig voor het trekken naar de bovenband.
  • De arbiter nodigt de spelers uit om de afstoot te maken en telt af om gelijktijdig afstoten te garanderen.
  • Nadat de winnaar van het trekken naar de band zijn keuze gemaakt heeft, deelt hij deze duidelijk mee aan de schrijver.
  • Slechts wanneer het opschrijfbord volledig in orde is, en nadat hij de speler gevraagd heeft vanaf welk acquit deze wenst te stoten, plaatst de arbiter de ballen voor de aanvangsstoot.
  • De arbiter telt rustig en voldoende luid opdat de tegenstander en het publiek het spel kunnen volgen.
  • De arbiter zal zich niet uitlaten over een goed of slecht gespeelde carambole.
  • Het tellen van de gemaakte caramboles gebeurt als volgt: eerst het aantal punten (één, twee, drie,…) en daarna de positie van de ballen (entree, dedans, à cheval).entree, dedansà cheval
  • Als de arbiter bij vastliggende ballen de positie van dichtbij bekeken heeft, MOET hij steeds een aankondiging doen. De aankondiging is “vast aan …” of “vrij van …”.
  • Bij het controleren van vastliggende ballen mag de arbiter in geen geval het biljart aanraken. Op verzoek van de speler zal de arbiter, éénmalig, de positie van de vastliggende ballen opnieuw bekijken. Indien de speler zelf de situatie wenst te beoordelen, mag ook hij het biljart niet aanraken. Indien de speler het biljart toch aanraakt, is zijn bezwaar of vraag ongeldig en blijft het bij de eerste uitspraak van de arbiter.
  • De arbiter laat zich nooit beïnvloeden door derden bij het nemen van een beslissing.
  • De arbiter mag terugkomen op een foutieve aankondiging. Hij gebruikt hiervoor de term “herstel”.
  • Op verzoek van de speler wijst de arbiter enkel de getekende bal aan met de aankondiging “Dit is de getekende bal”.
  • De arbiter maakt nooit aanduidingen waardoor de speler een bepaalde keuze kan maken.
  • Op verzoek of naar eigen goeddunken reinigt de arbiter tijdens de partij de ballen. Hij zal steeds eerst de ligging van de bal(len) nauwkeurig merken.
  • Indien een bal van plaats verandert door toedoen van derden plaatst de arbiter deze bal zo juist mogelijk terug in zijn oorspronkelijke positie.
  • Bij een fout van de speler zegt de arbiter “Fout, noteren, puntenaantal, naam ploeg/speler, puntenaantal”. Op verzoek van de speler deelt hij de begane fout mee.
  • De arbiter zal verhinderen dat er gebruik gemaakt wordt van de gsm tijdens de partij.
  • Als een speler een voorwerp (bijvoorbeeld krijt) achterlaat op de biljart, zal de arbiter dit wegnemen om de andere speler niet uit concentratie te brengen. Wanneer de andere speler terug aan de biljart komt, overhandigt hij het voorwerp.
  • De arbiter kondigt de laatste vijf caramboles van een partij aan met “en nog vijf”, “en nog vier”, … Bij de speelwijze driebanden worden slechts de laatste drie caramboles aangekondigd.
  • Na het overgaan van de beurt, doet de arbiter eventueel de aankondiging “entree” op het ogenblik dat de speler zijn positie gekozen heeft, niet eerder, maar ook niet op het moment van de afstoot.
  • Bij het overgaan van de beurt controleert de arbiter de juistheid van het opschrijfbord.
  • Wanneer de speler zijn eerste punt mist, kondigt de arbiter de naam van de speler gevolgd door slechts één maal zero aan.
  • Bij het overgaan van de beurt doet de arbiter volgende aankondiging
    • Ploegencompetitie: “Noteren, puntenaantal, naam ploeg, puntenaantal”
    • Individueel kampioenschap: “Noteren, puntenaantal, naam speler, puntenaantal”
  • Wanneer een speler een fout begaat en toch verder speelt, voor dat de arbiter de tijd krijgt om de aankondiging te doen, en dusdanig niet kan verhinderen om verder te spelen, zal de arbiter ingrijpen en de beurt over laten aan de tegenstrever. De arbiter plaatst de ballen zo dicht mogelijk op de positie waar zij zich bevonden op het ogenblik van de fout, of naar gelang van eventuele particuliere regels van de verschillende spelsoorten.
  • De tegenstander mag tussenkomen mag de arbiter erop attent maken als de tegenstander met de verkeerde bal gespeeld heeft, zonder dat de arbiter dit gemerkt had.
  • Wanneer de partij gespeeld wordt met beperkte beurten, zal de arbiter, de laatste beurt, voor dat de speler aan tafel komt, verwittigen met “naam van de speler
    • laatste beurt/dernière reprise”.
  • Zeldzame aankondiging bij kader: entrée de part et d’autre, de aanspeelballen liggen beiden dwars op de kaderlijn. M.a.w. ze liggen entrée in twee verschillende kaders.

2: Materiaalpech

Dit komt niet zo vaak voor, maar het kan gebeuren.

  • Bijvoorbeeld:
  • De speler merkt dat een bal is beschadigd. Oplossing: Een volledige set nieuwe ballen (dus niet 1 bal verwisselen)
  • Er gaat een lamp boven het biljart stuk. Oplossing: Spel stilleggen en lamp verwisselen.
  • Als de lamp stuk wordt gestoten (scherven op het biljart) dan is de volgorde:
    • spel stilleggen
    • ballen aftekenen en weghalen
    • lamp vervangen
    • scherven opruimen
    • biljart stofzuigen
    • ballen terugplaatsen (let op dat deze maar met een lamp zijn afgetekend bij het terugplaatsen dus de vervangen lamp even uit, of de ander kant op richten)

3: Rechten van de arbiter (scheidsrechter):

  • Een arbiter mag zich kortstondig of voor het resterende deel van de partij laten vervangen.
  • De arbiter mag, als hij het nodig acht, de partij gedurende maximum vijf minuten laten onderbreken.
  • De arbiter heeft de bevoegdheid om de partij te schorsen indien het normaal verloop van de partij in het gedrang komt.
  • Indien de speler heeft afgestoten en zich voor de arbiter wil plaatsen, heeft de arbiter het recht om hem subtiel tegen te houden, zodat hij kan controleren of het punt geldig gemaakt wordt. Indien de speler bij herhaling het de arbiter onmogelijk maakt om het punt te zien maken, mag de arbiter het gemaakte punt aftellen, daar de speler controle onmogelijk maakte.

4: Positie van de arbiter:

  • De arbiter zal zich tijdens het leiden van een partij nooit achter de speler opstellen. Hij zal de speler ook nooit recht in de ogen kijken.
  • Indien mogelijk, stelt de arbiter zich op langs de kant van de keu als hij dichtbij de speler dient te staan, zodoende dat de speler het zicht van de scheidsrechter niet blokkeert.
  • Bij een grote figuur (open spel) plaatst de arbiter zich, indien mogelijk, bij bal 3 in de lijn van bal 2 naar bal 3.
  • Bij kort spel volgt de arbiter dit van nabij zonder de speler te hinderen.
  • Als de speler aanlegt, zal de arbiter niet meer bewegen, ook al is zijn positie niet ideaal. Nadat de speler heeft gestoten, kan hij zich nog rustig verplaatsen.
  • Bij het zich verplaatsen en tellen, volgt de arbiter het tempo van de speler.

5: FAQ’s (veelgestelde vragen)

  • Wie mag melding maken als een speler met de verkeerde bal speelt?
    • Enkel de tegenspeler mag de arbiter op beleefde wijze hierop attent maken.
  • Wat moet de arbiter doen als er een bal uit de biljart wordt gespeeld?
    • Bij vrijspel, bandstoten en kader worden alle drie de ballen terug op hun aanvangspositie gelegd.
    • Bij driebanden wordt enkel de betrokken bal op zijn positie gelegd, zijnde de rode bal op de bovenacquit, de spelersbal op de benedenacquit, of de bal van de tegenstrever op de middenacquit.
  • Wat als een bal op de lijn van een hoek of kadervak ligt, is dit in of uit het vak?
    • Een bal die op de lijn ligt is steeds een situatie in het nadeel van de speler. Op de lijn is in het vak of de hoek. Dit is bijgevolg entree of dedans (als het vorig punt reeds entree was).
    • Was de vorige situatie reeds dedans, dan is hier sprake van “resté dedans”, waarbij de beurt overgaat naar de andere speler.

6: Bijlagen en overige vragen:

  • Heeft u een vraag betreffende arbitrage die hier niet aan bod is gekomen, en die u niet terugvindt in de Spel en Arbitrage reglementen (SAR) reglementen, dan kunt u deze in het onderstaande reactieveld stellen. Uw vraag wordt dan zo spoedig mogelijk beantwoord. Uw vraag en antwoord zal eventueel ook worden opgenomen in de FAQ’s of elders op deze website.

 

Bal 2 en 3 liggen in hetzelfde vak.
6.1 Bijlage: entrée – dedans Bal 2 en bal 3 liggen in hetzelfde vak.

 

De witte bal ligt op de lijn. Bijgevolg ligt wit (nog steeds) in hetzelfde vak als rood.
6.2 Bijlage: entrée – dedans De witte bal ligt op de lijn. Bijgevolg ligt wit (nog steeds) in hetzelfde vak als rood.
Wit en rood liggen in verschillende vakken, maar zeer dicht bij de lijn. Ter info voor spelers en publiek meldt de arbiter de positie als à cheval.
6.3 Bijlage: Wit en rood liggen in verschillende vakken, maar zeer dicht bij de lijn. Ter info voor spelers en publiek meldt de arbiter de positie als à cheval.
Close-up van de positie à cheval (bal 2 en bal 3)
6.4 Bijlage: à cheval Close-up van de positie à cheval (bal 2 en bal 3)
7:  Gedrag van spelers

Onsportief gedrag. In beginsel geldt dat tijdens een partij de arbiter hiertegen moet optreden (te denken valt aan onsportief gedrag, drukken, etc.). Tussen de partijen door (niet tijdens) mag en moet de wedstrijdleider de speler op zijn ongewenste gedrag aanspreken. Neem de speler even apart en geef duidelijk aan dat zijn gedrag niet gewenst is. Zowel de arbiter tijdens een partij als de wedstrijdleider in alle andere gevallen, kunnen een speler een officiële waarschuwing geven. Bij de 2e waarschuwing wordt de speler uitgesloten van deelneming. Deze maatregelen dienen op het officiële uitslagformulier vermeld te worden.

8: Misdragingen van het publiek
Als wedstrijdleider bent u ook verantwoordelijk voor een ordelijk verloop van de wedstrijden. Publiek kunt u aanspreken op hun gedrag. Bij ernstig, herhaald, wangedrag kunt u iemand de toegang tot de wedstrijden ontzeggen. In het meest ernstige geval legt u de wedstrijd stil en belt u de politie.