Schoonmaken wel, schoonmaken niet

Het is de gewoonste zaak van de wereld. Een speler die aan de arbiter vraagt of hij een of meer ballen even wil schoonmaken. Toch blijkt zo’n simpele handeling soms aanleiding voor misverstanden en geharrewar.

schoonmaakactie-01Onlangs kwamen mij twee voorvallen ter ore. Op zich, als het wordt verteld, voorvallen waar je om glimlacht. Tijdens de partij, als er misschien ook wat spanning in het spel is, kan zoiets evenwel uitgroeien tot een incident. Wat was het geval? Tijdens een partij tussen speler Zus en speler Zo vroeg de aan de beurt zijnde speler Zus aan de arbiter of hij de speelbal even wilde schoonmaken. De arbiter gaat aan de gang en vervolgens vraagt speler Zo aan de arbiter of hij zijn speelbal meteen ook even wil schoonmaken. Prompt reageert speler Zus: „dat mag je niet vragen want je bent niet aan de beurt!” Speler Zo weer: „wat maakt dat nou uit, het gaat in één moeite door”. Eigenlijk wist niemand, ook de teamgenoot die als arbiter dienst deed, niet goed hoe te handelen. Het is natuurlijk duidelijk dat de concentratie er niet beter door geworden zal zijn. Iemand die het voorval waarnam, vroeg mij later hoe het nu eigenlijk zit. Mag de speler die niet aan de beurt is, omdat de arbiter toch bezig is, vragen om zijn bal gelijk ook even te doen? Lees verder: Schoonmaken wel, schoonmaken niet

Moet je altijd de tellijst tekenen voor akkoord

OndertekenenformulierHet is zowel een goede gewoonte als een reglementaire verplichting. Als je partij is afgelopen moeten arbiter en spelers de tellijst tekenen. Daarmee verklaren zij zich akkoord met de uitslag. Wedstrijd Reglement (WR) artikel 6012 lid 6. Door het plaatsen van hun handtekening verklaren ze tevens dat de partij in overeenstemming met de bepalingen van het WR en SAR (Spel en Arbitrage Reglement) is gespeeld. Lees verder: Moet je altijd de tellijst tekenen voor akkoord

Een misverstand dat gemakkelijk ontstaat

foutjeIn reglementen kun je veel regelen. Maar hoe goed en uitgebreid je dat ook probeert te doen, er blijven altijd misverstanden mogelijk. Als zo’n misverstand een beetje voor de hand liggend is, probeer je het reglement beter dicht te timmeren. Je kunt echter onmogelijk alles, wat mogelijkerwijs zou kunnen voorkomen, voorzien.

Een lezer schreef mij over een aardig voorbeeld van een artikel waaromtrent misverstanden leven. Het gebeurde tij dens een finalewedstrijd. Speler A maakt een carambole en de arbiterannonceert ‘één’. De volgende stoot is mis. De arbiter, wellicht even afgeleid, annonceert vervolgens ‘noteren, nul de heer A, nul’, Foutje! Lees verder: Een misverstand dat gemakkelijk ontstaat

Voet aan de grond

Biljartwedstrijd tussen de toekomstige kampioenen Hans Vultink en Piet de Leeuw jr., die aan stoot is en onreglementair geen voet aan de grond
Biljartwedstrijd tussen de toekomstige kampioenen Hans Vultink en Piet de Leeuw jr., die aan stoot is en onreglementair geen voet aan de grond

Het is allang geen unicum meer, dat er biljarttoernooien voor ‘rolstoelers’ worden georganiseerd. Nog onlangs kon u in Biljart Totaal van januari 2005 op bladzijde 6 het verslag lezen van het Algemeen Kampioenschap Rolstoelbiljarten. Uit die kringen ontving ik onlangs het verzoek eens een lans te willen breken voor speciale reglementering.

Ik werd er op gewezen, dat de huidige regels dienen te worden aangepast. Bijvoorbeeld zou een rolstoelbiljarter altijd de fout ‘het niet met ten minste één voet de grond raken, op het moment dat de speler afstoot, begaan, zoals in artikel 5209 lid 5 van het Spel- en Arbitragereglement is bepaald. Dit rolstoelbiljarten heeft nu zo’n vlucht genomen, dat het langzaamaan tijd wordt ook voor deze groep KNBB-ers aangepaste regels te ontwerpen. Ik voldoe graag aan het verzoek om via deze rubriek de aandacht te vragen van de reglementencommissie om ook voor deze biljarters een goed reglement te maken, waaraan de spelers en de arbiters iets hebben. Want, indien de arbiter erg formeel zou handelen (en die zijn er!), dan zou hij of zij wellicht elke carambole moeten aftellen, omdat niet werd voldaan aan de voorwaarde “voet aan de grond. Lees verder: Voet aan de grond

Ballen die ogenschijnlijk zomaar bewegen

Elke biljarter maakt het wel eens mee. Een bal die beweegt zonder te zijn aangeraakt. De arbiter of wie op dat moment als arbiter fungeert, behoort dan te weten wat daarvan de consequenties zijn. Dat kan van geval tot geval verschillen.

Bij het aanleggen voor een stoot, waarvan een schitterende carambole het gevolg moet zijn, zet speler A zijn voorhand op het laken om na het bepalen van de richting het afstoot-ritueel uit te voeren. Bij het maken van enkele voorbewegingen om de afstoot zo goed mogelijk te kunnen uitvoeren, beweegt plotseling de speelbal een beetje. Wat nu? De regels zeggen duidelijk dat bij het afstoten alle ballen stil moeten liggen. Als de speelbal beweegt omdat de speler hem bij het voorbewegen raakt, is dat touche. Dat is eenvoudig. Maar beweegt de bal zonder te zijn aangeraakt, wordt het wat moeilijker. Want de ballen moeten weliswaar stil liggen maar de speler kan er niks aan doen. Het bewegen van de bal kan bijvoorbeeld veroorzaakt zijn doordat bij het plaatsen van de voorhand het laken een heel klein beetje opschuift. Het arbitragereglement zegt in art. 5209 als de bal beweegt zonder dat de speler er iets aan kan doen wordt hem dat niet als fout aangerekend. Daarom is het enorm belangrijk dat de arbiter zó gaat staan, dat hij goed kan waarnemen of de speler bij het aanleggen en vóórbewegen de bal raakt of niet. Lees verder: Ballen die ogenschijnlijk zomaar bewegen

Wedstrijdleider: een veelzijdige functie

De taak van wedstrijdleider van een actieve vereniging is veelomvattend. Er gaat enorm veel tijd inzitten. Vaak best wel plezierig om te doen, maar op andere momenten moeilijk, als je naar eigen beste inzicht beslissingen moet nemen.

Een aspect van het wedstrijdleiderschap betreft het organiseren van wedstrijden zoals voorrondes en finales. Voordat de eerste carambole wordt gemaakt is er al heel wat werk verricht. Je moet overleggen met de zaalhouder, soms moetje de deelnemers uitnodigen, je moet zorgen dat er arbiters en schrijvers zijn. Je maakt een speelschema waarbij je met heel veelzaken rekening moet houden. Gaat het om voorwedstrijden, dan probeer je rekening te houden met omstandigheden waardoor een deelnemer niet voortdurend aanwezig kan zijn. Voorwaarde daarvoor is wel dat de deelnemers tijdig genoeg vragen of ergens rekening mee gehouden kan worden. Lees verder: Wedstrijdleider: een veelzijdige functie

Een goede arbiter geeft rust en stoort niet

Iemand zei me eens, een goede arbiter valt niet op”. Ik denk dat een juiste opmerking is. Echter niet elke arbiter is zich daar van bewust.

De laatste tijd komt er steeds meer een discussie op gang over de kleding tijdens wedstrijden. Hoewel ik voorstander ben van wat vrijere regels en daarom die discussie toejuich, vind ik dat we toch zogekleed moeten blijven dat we ons laten zien als ‘georganiseerde biljarters’. Daar hoort speciale kledingbij. Maar we moeten wat dat betreft nietpietluttig zijn. De kleding moet functioneel zijn. En de kleding die we nu het meest dragen is dat niet. We pretenderen dat we sport bedrijven. Sport moet toch actie uitstralen. En kleding moet vrij beween mogelijk maken. Een overhemd met een -tijve boord doet dat niet. Een vest doet dat ook niet. Het zijn geen vesten die voor sport zijn ontworpen. Het zijn vesten die gedragen worden bij een smoking, of bij een driedelig pak. Beide stralen stijfheid uit. Een ander aspect is dat de huidige biljartkleding voor steeds meer mensen te duur wordt.

We zouden kleding moeten gaan dragen die speciaal voor het biljartenis ontworpen. Luchtig en de beweging vrijlatend. Daarbij moeten we niet onnodig pietluttig zijn. De kleding moet functioneel zijn. We moeten herkenbaar zijn als georganiseerde sporters. Daar gaat het om. Het is niet zo belangrijk of alle onderdelen van de kleding gelijk zijn. Het moet zichtbaar zijn dat we een team zijn. Of een vereniging. De verruiming door het dragen van poloshirts in bepaalde gevallen toe te staan, is al een stap in de goede hting. Maar er is veel meer mogelijk. Functioneel en toch stijlvol. Laat maar er maar eens een paar ontwerpers op los.

Ook arbiters moeten herkenbaar gekleed gaan. Een arbiter heeft een andere rol. Die hoeft niet zoveel bewegingsvrijheid te hebben want hij loopt en staat meest rechtop. De meeste arbiters dragen tegenwoordig een kostuum, met colbert en stropdas of strik. Heel erg netjes. Maar ook heel erg warm. Want vergis u niet, al beweegt de arbiter rustig, concentratie kost ook energie. En als je veel energie verbruikt krijgje het warm. En wat is er eigenlijk tegen, behalve dat het ‘nu eenmaal zo hoort, simpelweg omdat we het nu eenmaal zo gewend zijn, dat ook arbiters wat luchtiger kleding gaan dragen? Ook luchtig kan netjes zijn. Zolang maar zichtbaar is wie arbiter is.

Kleding moet wel netjes blijven. Maar is het dan zo vreselijk als een arbiter in overhemd loopt met korte mouwen? Bij evenementen waarbij meerdere arbiters optreden hoort er wel een zekere uniformiteit te zijn. Één lijn trekken. Dus alle arbiters een jasje aan of allemaal in overhemd. Allemaal lange mouwen of als het warm is, allemaal korte mouwen. Het kan evengoed netjes zijn. Vrouwelijke arbiters zijn het netste gekleed, vind ik, als ze een lange pantalon dragen. Maar dragen ze een rok, dan tot over de knie. De arbiter mag de aandacht van de speler niet verstoren door op een bepaalde manier gekleed te gaan. Een heel bepaalde manier van (niet) gekleed gaan zag ik onlangs, toen een districtsarbiter tijdens een districtsfinale op blote voeten arbitreerde.

Niet alleen de kleding moet zodanig zijn dat de arbiter de concentratie van de speler niet verstoort. Ook de manier van optreden hoort daarbij. De arbiter stelt zich bij voorkeur zo op dat ‘ie de snijlijn van bal twee en drie goed in het oog heeft. Maar probeert daarbij niet te recht voor de speler te gaan staan. Veel spelers ervaren dat als storend. Ook zal de arbiter, zodra de speler aanlegt, proberen stilte blijven staan. De arbiter is de speler behulpzaam door bijvoorbeeld de lamp, als die in de weg hangt, opzij te houden. Dat doet ‘ie niet uit eigen beweging. Alleen op verzoek van de speler. Want de speler heeft een bepaald ritueel, een ritme. En op het moment dat het in dat ritme past, vraagt hij de arbiter om de lamp opzij te houden. De arbiter is er echter wel attent op want oplettend als ‘ie is, weet hij dat de speler waarschijnlijk zo’n verzoek zal doen.

Iets wat ook heel storend werkt is als de arbiter een onverschillige indruk maakt. Bijv. door op enige afstand tegen de muur geleund te arbitreren, wat je regelmatig ziet. Soms zelfs met in de ene hand een sigaret en in de andere aan glasbier of ander drinken. Een arbiter die zich zo opstelt, staat ook heel vaak verkeerd. Met alle gevolgen van dien als hij een beslissing moet nemen in een situatie die hij niet goed kon beoordelen.
De goede arbiter annonceert ook zodanig dat de speler zich niet hoeft af te vragen waar hij aan toe is. Is de bal raak dan zal de arbiter onmiddellijk de carambole annonceren Vooral bij het kader zie je nogal eens dat de arbiter goed staat te kijken, na het caramboleren nog even de positie beoordeelt en pas daarna de carambole annonceert. Ik heb meegemaakt dat een speler zijn ritme onderbrak omdat hij niet verder kon. Hij had de carambole-annonce nog niet gehoord. Daarom, niet wachten. Onmiddellijk annonceren. Dan kan de speler door in zijn ritme.

Kader is de spelsoort waarbij de meeste annonces voorkomen. Natuurlijk, vast- of bijna-vastliggende ballen komen in elke spelsoort voor. De arbiter zal, wanneer hij zich er zichtbaar van heeft overtuigd of een bal ‘vast of ‘los’ ligt, altijd annonceren, vast” of , vrij”, (als de positie heel compact is meldt de arbiter ook waaraan de speelbal al of niet vast ligt. Dus: vast aan….” Of, vrij van…”). Ook als de speler het zelf ook kan zien. Want de speler verwacht zo’n annonce en uitblijven ervan kan storend werken. Hetzelfde is het geval bij ballen die dicht bij de kaderlijnen liggen. Als de arbiter zich van de positie moet overtuigen of als de positie niet overduidelijk is, zal de arbiter altijd de positie annonceren. De speler verwacht dat en uitblijven ervan kan verstorend werken. Onlangs sprak ik een districtsarbiter die beweerde dat hij in de eerste plaats annonceert voor de tegenstander en het publiek. De speler”, zo zei hij, ziet zelf wel hoe de situatie is, die hoef ik het niet te melden”. Een onjuiste gedachte. Natuurlijk annonceer je ook voor de tegenstander en het publiek, maar in de eerste plaats voor de speler-aan de-tafel.

Dezelfde arbiter vertelde ook dat hij bij bewegende ballen altijd aftelt. Want”, zo zei hij, de ene keer wel aftellen en de andere keer niet, is te moeilijk om uit te leggen”. Bovendien vond hij het niet rechtvaardig

Een gediplomeerd arbiter zou toch beter moeten weten. Als de ballen bewegen zonder te zijn aangeraakt, bijv. doordat het laken zonder opzet wat wordt opgeduwd of als een bal beweegt omdat hij heeft geleund en het ‘steunpunt wegvalt, kan de speler daar niks aan doen. En als daardoor de situatie verandert, maar de speler probeert niet om er voordeel uit te halen, dan mag hij gewoon doorgaan. Een fout waaraan de speler geen schuld draagt, wordt hem niet aangerekend’. Of het nu wat moeilijk uit te leggen is of niet.

Bron: Biljart totaal (november 2006)
Auteur: Piet Verhaar
Email: pietvangerte@hotmail.com

*** Wat de arbiter niet kan zien *** Index ***

Wat de arbiter niet kan zien

Om goed te kunnen zien of er een geldige carambole tot stand komt, zijn drie zaken van groot belang. De arbiter moet zich zo goed mogelijk opstellen, zijn (of haar) zicht mag nergens door belemmerd worden en er moet een goede verlichting zijn boven de tafel.

Meestal is de verlichting boven de tafel wel in orde. De verlichtingssterkte moet minimaal 560 lux zijn. Daarvoor zijn melkwitte lampen van tenminste 100 watt nodig of energiezuinige lampen van minstens dezelfde sterkte, die op 80 cm boven het biljart zijn aangebracht. Boven de kleine tafel twee en boven de matchtafel drie. De armaturen moeten aan de binnenkant wit zijn, iets wat bij het ouder worden nogal eens verandert in geel. Dan moeten de armaturen, de kappen, eens goed met een sopje schoongemaakt worden. Een ander euvel wat nog wel eens voorkomt is dat de hoeken van het speelvlak wat onderbelicht blijven. Vaak komt dat doordat de lampen te hoog in de kap zitten, waardoor de uitstraling in de breedte onvoldoende is. Soms kan dat heel eenvoudig veranderd worden. Lees verder: Wat de arbiter niet kan zien

Een regel moet zin hebben

In mijn vorige schrijfsel is een foutje geslopen. Met de voorgeschreven woorden bij het annonceren als voorbeeld, probeerde ik een lans te breken voor het wat minder stijf maken van het arbitrale optreden tijdens een wedstrijd.

Al heel gauw na het verschijnen kreeg ik mailtjes om mij er op te wijzen dat ik mij had vergist. Ik had namelijk geschreven als voorbeeld, noteren 1 Piet X, Piet x 1″ Ik ben de oplettende lezers zeer erkentelijk voor hun respons. Want anders zou ik het wellicht nooit in de gaten gekregen hebben. In het Spelen Arbitrage Reglement (SAR), waar in artikel 5505 lid 6 wordt aangegeven hoe een correcte annonce hoort te zijn, staat inderdaad de naam van de speler geen twee keer vermeld. Opmerkzaam gemaakt op het foutje, begreep ik al gauw hoe ik tot die onjuiste weergave gekomen was. Op het moment dat ik de bewuste tekst neerschreef had ik in gedachten de naamsaanduiding zoals bij ons voorgeschreven. (…) de heer/mevrouw X (…) tegelijkertijd hoorde ik in mijn hoofd de annonce zoals in het mondiale snooker zo vaak te beluisteren viel, Stephen Hendry 27″ Ik schreef dus eigenlijk twee verschillende annonces als één. Zo zie je maar weer praten en breien gaat niet altijd samen. Waar het mij om ging, was het ter discussie stellen van iets, wat altijd iets vaststaands is geweest, maar heel vaak niet nageleefd werden wordt. De respons op mijn slippertje was mij dan ook welkom. Het geeft mij aanleiding om er op terug te komen. Ik heb er een paar mailtjes uitgelicht. Lees verder: Een regel moet zin hebben