5 Pins of kegelbiljart

5-pins-opstelling-01
De opstelling voor aftekenen 5 pins

Kegelbiljart is een vorm van biljarten die met name in Italië veel en serieus beoefend wordt. De bedoeling is dat de op de tafel opgestelde kegels omgestoten worden.

Kegel-biljart wordt op de gewone carambole biljarttafel gespeeld. Er worden echter 5 kleine kegeltjes (ter grootte van Mens-erger-je-niet-pionnen – 25 mm hoog) in het midden van de tafel gepositioneerd. 4 witte en 1 rode kegel. De rode kegel komt in het midden te staan.

Het wezenlijke onderscheid bij kegel biljarten is de stootwissel. Er wordt steeds om beurten gestoten. Dit vraagt om bijzondere tactiek. Speelt men aanvallend om veel punten te scoren, of juist verdedigend om de tegenstander in problemen te brengen en zo fouten te laten maken. Men probeert dan wit of geel zo op de tafel te leggen dat in het beste geval de ballen diagonaal in tegenoverliggende hoeken liggen.

Iedere speler speelt met zijn eigen speelbal, waarmee hij eerst de bal van de tegenstander moet raken om een reglementaire stoot te maken.

Punten kunnen worden gescoord door carambolage en/of kegels om te stoten. Bij carambolage raakt men na contact met de tegenstanderbal de rode bal (4 punten). Of men zorgt dat de bal van de tegenstander de rode bal raakt (3 punten). Iedere witte kegel die met de bal van de tegenstander of met de rode bal omver wordt gegooid, levert 2 punten op. De rode kegel is 4 punten waard. Als alleen de rode kegel omvalt, dan levert dat zelfs 10 punten op.

Een speler kan echter ook punten voor de tegenstander maken, wanneer hij de bal van de tegenstander niet als eerste raakt (2 foutpunten), alsook 2 extra foutpunten als hij vervolgens de rode bal zou raken. Tevens gaan alle punten van eventueel omgevallen kegels naar de tegenstander.

Men speelt om een vooraf afgesproken aantal punten te behalen, ofwel men speelt om een vooraf afgesproken aantal gewonnen sets. Bij internationale toernooien wint men een set als men 50 punten behaald. Men speelt dan bijvoorbeeld best-of-five.

De officiele spelregels van de Koningklijke Belgische Biljartbond

HOOFDSTUK 21 A : 5 KEGELS (spelregels)

Art. 21.1 : Algemene bepalingen
Art. 21.1.1 : Toepassing van de regels
1. Deze spelregels vullen de bestaande reglementen van de K.B.B.B. aan. Zij zijn van toepassing bij de kampioenschappen in deze spelsoort.
2. Voor de gevallen die niet expliciet in dit reglement voorzien zijn worden de andere geldende reglementen van de K.B.B.B. toegepast.
3. Gevallen noch voorzien in de huidige reglementen, noch in de andere bestaande reglementen van de K.B.B.B. of de gevallen van overmacht zullen door de verantwoordelijke van een organisatie geregeld worden in samenspraak met de organisator van het evenement en de sportbestuurder ervan.

Art. 21.1.2 : Materiaal : biljart – banden – laken
Er wordt gespeeld op het bestaande biljart van groot formaat (2.84 x 1.42). De algemeen geldende regels voor ballen, lakens, bandhoogte enz. zijn ook hier van toepassing.

Speelbal = deze bal waarmee de speler aan de beurt moet spelen
Aanspeelbal = deze (witte of gele) bal die als eerste moet aangespeeld worden met de speelbal

Art. 21.2 : Doel van het spel
1. Doel van het spel is het aantal vooraf bepaalde punten, bepaald door de K.B.B.B. te bereiken. De eerste speler die dit aantal punten bereikt wint de partij. Als na een stoot dit puntenaantal overschreden wordt, wordt het puntentotaal teruggebracht tot het vereiste aantal punten. Het te bereiken puntentotaal kan ofwel een vastgesteld aantal zijn ofwel kan er gespeeld worden in sets. Het aantal sets is altijd onpaar.
2. De spelers spelen om beurt onafhankelijk van het aantal gemaakt punten.
3. De spelers krijgen positieve punten toegekend als de stoot geldig was en de punten werden gerealiseerd.
Er wordt geen punten toegekend als de stoot geldig was doch er geen punt gemaakt werd. De speler die een fout maakt krijgt negatieve punten toebedeeld in de vorm van positieve punten voor zijn tegenstrever.
4. Een stoot is geldig en brengt de uitvoerder ervan punten op:
a) als de speelbal de aanspeelbal raakt en deze laatste kegels omver speelt;
b) als de speelbal de aanspeelbal raakt en vervolgens de rode bal en er vervolgens kegels omver gespeeld worden door de aanspeelbal en/of de rode bal;
c) als de speelbal de aanspeelbal raakt, die vervolgens de rode bal raakt en vervolgens de aanspeelbal en/of de rode bal kegels omver spelen;
d) als de speelbal de aanspeelbal raakt, vervolgens de rode bal, welke op zijn beurt geraakt wordt door de aanspeelbal en de aanspeelbal en/of de rode bal kegels omver spelen.
e) als de speelbal de aanspeelbal raakt en vervolgens de rode bal.
f) als de speelbal de aanspeelbal raakt en deze laatste vervolgens de rode bal.
g) als de speelbal de aanspeelbal raakt en vervolgens de rode bal en in dezelfde stoot de aanspeelbal eveneens door de rode bal geraakt wordt.
5. Een stoot is geldig maar behaalt geen punten als de speelbal enkel de aanspeelbal raakt en deze laatste noch kegels noch de rode bal raakt.
6. De stoot is ongeldig en brengt foutpunten mee voor de uitvoerder ervan en deze foute punten worden omgezet in positieve punten voor de tegenstrever:
a) als de aanspeelbal niet geraakt wordt;
b) indien vooraleer de aanspeelbal geraakt wordt en/of één of meerdere kegels omver gespeeld worden;
c) als na het raken van de aanspeelbal, de speelbal eveneens kegels doet vallen, zelfs als ook de aanspeelbal en/of de rode bal kegels doen vallen;
d) als met de verkeerde bal gespeeld wordt;
e) als hij een van de fouten, beter beschreven in het betreffende hoofdstuk hierna, maakt zelfs als hij met deze stoot positieve punten verkregen heeft.

Art. 21.3 : Puntentoekenning
1. De puntenwaarde van de kegels is de volgende:
a) de laterale witte (of gele) kegels hebben elk een waarde van 2 punten;
b) de centrale rode kegel heeft een waarde van 4 punten;
c) enkel de centrale rode kegel omver gespeeld, de kegelopstelling nog volledig zijnde of niet, 10 punten.
2. De puntenwaarde bij een carambolage zijn de volgende:
a) de carambolage van de speelbal op de aanspeelbal en vervolgens op de rode bal brengt 4 punten op.
b) de carambolage “casin” (dit is wanneer de speelbal eerst de aanspeelbal raakt en deze vervolgens op de rode bal stuurt) brengt 3 punten op.
Enkel de eerst gerealiseerde carambolage wordt in aanmerking genomen voor het toekennen van de punten.
De punten van de kegels en de carambolage worden opgeteld om het aantal bereikte punten per beurt te bepalen.
De waarde van de foutpunten zijn bepaald in het betreffende hoofdstuk.
Als in eenzelfde beurt zowel positieve als negatieve punten gescoord worden, wordt de totaliteit van alle punten aan de tegenstrever toegekend.
De scheidsrechter verklaart een stoot geldig en kondigt, of er positieve punten gemaakt werden of niet, aan op de gewone manier volgens de arbitrageregels. Hetzelfde geldt voor negatieve punten, dit is dus het aantal positieve punten dat aan de speler die aan beurt zou gegeven worden maar die nu aan diens tegenstrever toegekend worden.

Art. 21.4 : Begin van de partij
Zie artikel 8.4 van de Arbitragereglementen

Art. 21.5 : Trekken naar de band
Zie artikel 8.5 van de Arbitragereglementen

Art. 21.6 Vertrekpositie – speelbal
1. Door de scheidsrechter geplaatste ballen:
a) de witte bal van de beginnende speler op een vrije plaats in het onderste deel van het biljart;
b) de aanspeelbal op het bovenste acquit dicht bij de bovenste band;
c) de rode bal op het halfhoge acquit in het midden van het bovendeel van het biljart (zie bijgevoegd schema).
2. De speler die aanvangt speelt met de witte bal die hij uitsluitend met behulp van zijn keu op een
willekeurige plaats naar zijn keuze geplaatst heeft in het onderste deel van het biljart. Geen enkel deel van zijn speelbal mag de middenlijn van het biljart overschrijden.
3. Nadat de speler de positie van zijn speelbaal bepaald heeft moet hij spelen om de aanspeelbal te raken.
4. Het is niet toegelaten punten te scoren bij de aanvangsstoot. Indien de speler toch punten scoort (zonder fout) bij de aanvangsstoot, dan zal de stoot aanzien worden als geldig maar zullen de punten toegekend worden aan de tegenstrever zonder “bille libre”.
5. Eenmaal de aanvangsstoot uitgevoerd vervolgt de tegenstrever met de andere witte of gele bal.
6. Bij de aanvangsstoot en de afstoot bij de “bille libre” moeten de voeten van de speler die de grond raken zich bevinden achter de biljarttafel en binnen het theoretisch verticaal verlengde van de buitenste randen van de twee lange banden.
7. Ingeval er in sets gespeeld wordt, gebeurt het aanvangen van een set alternatief door beide spelers, onafhankelijk van het aantal te spelen sets.
8. Wat ook het spelsysteem is behouden beide spelers hun speelbal gedurende de hele partij.
9. In het geval een speler zich van speelbal vergist en dit wordt niet opgemerkt noch door de scheidsrechter noch door de tegenstrever, die door een vorige fout in verwarring kan gebracht zijn, of deze toestand zich herhaalt of niet, blijven de gemaakte punten geldig en dus behouden tot de fout opgemerkt wordt. Op dat ogenblik zal de scheidsrechter de beide speelballen omwisselen van plaats zoals zijn op dat ogenblik op het biljart liggen, zonder toekenning van strafpunten aan de een der spelers.

Art. 21.7 : Pauze gedurende een partij
Er wordt een pauze van 5 minuten ingelast in het midden van de partij.
Wordt als midden van de partij aanzien : het ogenblik waarop een der spelers de helft van het aantal te bereiken punten heeft behaald of overschreden aan het einde van een beurt.
De pauze zal echter enkel worden toegepast als de partij op dat ogenblik al 45 minuten heeft geduurd en een speler nog geen 3/4 van het aantal te behalen punten heeft bereikt.
In het geval van een partij naar 3 sets zal de pauze pas gehouden worden na het einde van de tweede set. In het geval een partij naar 5 sets zal zowel na de tweede als na de vierde set een pauze kunnen ingelast worden. Bij deze pauze kan eventueel ook van scheidsrechter gewisseld worden.

Art. 21.8 : Opgave tijdens een partij
1. Indien een speler zonder toestemming van de scheidsrechter zijn plaats verlaat, verliest door dit feit alleen de partij. Een geval van overmacht gedurende een kampioenschap zal door de verantwoordelijken beoordeeld worden.
2. Een speler die weigert verder te spelen na een tussenkomst van de scheidsrechter wordt uitgesloten van het kampioenschap.

Art. 21.9 : Einde van een partij – Matchpunten

1. Een partij wordt gespeeld naar een vooraf bepaald aantal punten (speelafstand) die bepaald wordt door de K.B.B.B.
2. Elke begonnen partij moet gespeeld worden tot het laatste punt. Een partij is afgelopen als de scheidsrechter het laatste punt heeft goedgekeurd, zelfs als nadien vastgesteld wordt dat de spelers eigenlijk onvoldoende punten behaald heeft.
3. Ingeval er naar sets gespeeld wordt gelden bovendien volgende regels:
a) zodra een speler het aantal te spelen punten in een set bereikt heeft, is deze set afgelopen en wint hij deze set;
b) zodra een speler het vereiste aantal sets gewonnen heeft (2 in een partij naar de best of 3) wordt hij winnaar uitgeroepen en wordt de partij beëindigd.
4. In het geval van een partij naar de beste van drie sets worden de partij en setpunten bij het einde van de partij als volgt toegekend:

5-pin-matchpunten-01

5. In het geval van een partij naar de beste van vijf sets worden de partij- en setpunten bij het einde van de partij als volgt toegekend:

5-pin-matchpunten-02

6. Het klassement wordt opgemaakt volgens:
1. aantal matchpunten;
2. aantal setpunten;
3. gemiddelde (dit is de verhouding van de totaal gemaakte punten over de totaal punten gemaakt door de tegenstrever).
4. beste particulier gemiddelde

Art. 21.10 : Bijzondere voorschriften

Art. 21.10.1 : Rakende ballen
1. Als de speelbal bij stilstand in contact is met een of beide andere ballen mag de speler niet rechtstreeks op de rakende ballen spelen.
2. Als de speelbal vastligt tegen een band mag de speler niet rechtstreeks naar deze band spelen.
3. Voor de uitvoering van de stoot volgend uit de punten 1 en 2 hiervoor, moet de speler los spelen, via een voorband of met een “massé détaché” zonder dat de rakende ballen aan te spelen. Er is geen fout als een rakende bal beweegt doordat hij eventueel een steunpunt had aan de speelbal.
4. Indien het onmogelijk is een geldige stoot uit te voeren zonder een fout te maken, kan de speler vrij kiezen ofwel de speelbal enkel te raken ofwel een stoot uit te voeren om een zo goed mogelijke defensieve positie te bekomen.

Art. 21.10.2 : Uitspringende ballen
1. Een bal is uitspringend indien hij buiten het biljart terecht komt of als hij het kader buiten de banden raakt.
2. Het laten uitspringen van een bal betekent een fout en wordt als dusdanig behandeld.
3. Als een of meerdere ballen uit het biljart springen, zal of zullen enkel de uitgesprongen bal(len) door de scheidrechters opnieuw geplaatst worden voor een stoot genaamd ”bille libre” als volgt:
a) Als de speelbal uit het biljart springt wordt deze door de scheidsrechter op het acquit bij de korte band gelegd aan de tegengestelde zijde van waar de volgende speler zal moeten spelen met “bille libre”. Als dit acquit bezet is of gehinderd is zal de bal op dezelfde plaats maar aan de andere zijde worden gelegd.
b) Als de uitspringende bal deze van de tegenstrever is, wordt deze door de scheidsrechter op de andere biljarthelft van waar de bal van de speler die gespeeld heeft tot stilstand komt gelegd, voor een “bille libre” stoot.
c) Als de rode bal uitspringt wordt deze door de scheidsrechter teruggelegd op zijn oorspronkelijke positie op het middelhoge acquitpunt. Indien dit punt bezet of gehinderd is wordt de bal op dezelfde plaats aan de tegengestelde zijde gelegd voor een “bille libre” stoot.
d) Voor de uitvoering van voorgaande punten a tot c geniet de speler eveneens van de bepalingen van artikel 21.10.4.5 betreffende de “bille libre” stoot.

Art. 21.10.3 : Omver spelen van de kegels
1. Een kegel wordt aanzien als omver gespeeld als zijn basis alle contact met het speelvlak verloren heeft.
2. Indien een kegel die omver gespeeld werd toch nog zijn oorspronkelijke rechtopstaande positie zou innemen, zal deze als omver gespeeld aanzien worden en worden de punten toegekend.
3. Met in acht name van de punten 5 en 7, wordt een kegel als zijnde omver gespeeld aanzien als hij door het contact met een andere kegel wordt omver gespeeld en worden de punten normaal toegevoegd aan het totaal van gemaakte punten.
4. Een kegel wordt niet als omver gespeeld aanzien als hij enkel verplaatst wordt maar zijn basis in contact blijft met het speelvlak. Een verplaatste kegel wordt door de scheidsrechter in zijn oorspronkelijke positie geplaatst voor de volgende stoot, als volgt:
a) Als bij het einde van een speelbeurt de betrokken kegel niet in contact is met een bal en zijn oorspronkelijke positie vrij is, wordt hij teruggeplaatst op die oorspronkelijke positie. Is deze bezet door een of andere bal, wordt de kegel uit het spel gehouden tot op het einde van een spelbeurt die de positie vrij maakt.
b) Als de betrokken kegel wel in contact is met eender welke bal, of zijn oorspronkelijke positie al dan niet bezet is, blijft hij in deze stand behouden tot er een toestand vermeld onder a. hierboven verkregen is.
Zolang deze toestand aanhoudt wordt de kegel aanzien als deelnemend aan het spel en zullen de eventueel gescoorde punten normaal aangerekend worden.
5. Als een kegel, aanleunend tegen de speelbal, valt op het ogenblik van de afstoot en in de tegengestelde richting van de afstoot valt, wordt hij niet als omgespeeld aangerekend. Er is dan geen fout en als het mogelijk is wordt deze kegel door de scheidsrechter onmiddellijk uit het spel genomen. Als dit onmogelijk is zal in geen geval rekening gehouden worden met de mogelijk gescoorde punten van de kegel volgens punt 3 hiervoor, noch negatief, noch positief.
6. Als een kegel tegen een andere dan de speelbal leunt omvalt als de bal waartegen hij leunt weggespeeld wordt en hij valt in de tegengestelde richting van het steunpunt, wordt hij wel aanzien als omgespeeld.
7. Als een kegel omvalt om een of andere reden, vreemd aan wat de speler doet, zal de scheidrechter indien dit mogelijk is de kegel onmiddellijk opnieuw op zijn plaats zetten. Zelfs tijdens de uitvoering van de stoot.
In dit geval worden geen punten aangerekend voor de omgevallen kegel volgens punt 3 hiervoor, noch positief, noch negatief.
8. Als de positie van één of meerdere kegels geheel of gedeeltelijk bezet is door een bal zal de scheidsrechter deze kegels wegnemen en de beurt wordt afgehandeld met het overblijvende aantal kegels. De weggenomen kegels tellen niet mee en worden zodra mogelijk opnieuw op het oorspronkelijke standplaats gezet, evenwel ten vroegste voor de volgende afstoot.

Art. 21.10.4 : Bille libre
1. Als er een fout gedaan wordt volgens de artikelen 21.11.1.3 en volgende, heeft de speler recht op een “bal in de hand” positie die hij met zijn eigen speelbal moet uitvoeren.
2. Op het einde van de bestrafte stoot neemt de scheidsrechter de bal van de speler die aan stoot zal komen in de hand. Hij plaatst hem op een vrij te bepalen plaats in het deel van het biljart tegenover dit waar de bal van de bestrafte speler tot stilstand kwam. Deze bal blijft op zijn plaats liggen.
3. De speler die aan de beurt komt kan dan zijn speelbal, door de scheidsrechter geplaatst, op een willekeurige plaats in dit biljartgedeelte leggen maar mag hierbij enkel zijn keu gebruiken. Geen enkel deel van de speelbal mag de middenlijn overschrijden.
4. Als de aanspeelbal zich precies op deze lijn bevindt, wordt de speelbal aan de kant van de aanvangspositie van de wedstrijd gelegd.
5. De speler die aan stoot is bij deze “bille libre” beslist of hij de positie van de ballen behoudt zoals ze volgens de bepalingen hiervoor zijn of hij kan de scheidsrechter vragen de aanspeelbal in zijn oorspronkelijke aanvangs- of acquitpositie te plaatsen. Als deze plaats bezet is door de rode bal. Indien deze plaats zou ingenomen zijn door de rode bal, wordt de aanspeelbal op het overeenkomend acquit van de andere kant van het biljart gelegd. De speelbal moet dan wel in het tegenovergestelde deel gelegd worden.
6. Als de speler die van de “bille libre” situatie geniet de speelbal aanraakt voordat de scheidsrechter deze heeft geplaatst, is er fout. De tegenstrever is dan onmiddellijk aan beurt, eveneens met een “bille libre” situatie.
7. Op het ogenblik van de afstoot van de “bille libre” situatie moeten de voeten van de speler die de grond raken zich in de voetzone bevinden.

Art. 21.10.5 : Voetzone
Bij de aanvangsstoot en de afstoot bij een “bille libre”, moeten de voeten van de speler die de grond raken zich bevinden achter de biljarttafel en binnen het theoretisch verticaal verlengde van de buitenkant van de twee lange banden.

Art. 21.10.6 : Aanduiding van de speelbal
Op vraag van de speler moet de scheidsrechter hem zijn speelbal aanduiden. Het aantekenbord zal te allen tijde aanduiden welke speler met de witte of de gekleurde bal speelt.

Art. 21.10.7 : Plaats van de speler
De speler die niet aan de beurt is wacht zijn beurt af, zittend of niet, in de hiertoe aangewezen plaatsen, zich onthoudend van elke beweging of geluid dat zijn tegenstrever zou kunnen storen.
Deze plaatsen kunnen een stoel of een op de grond aangeduide grens zijn, die niet mag overschreden worden.

Art. 21.10.8 : Aanduidingen op het biljart
Het is de spelers verboden enige markering of referentiepunt aan te brengen op het speelvlak, de banden of de omkadering van het biljart.

Art. 21.10.9 : Tijdsbeperking voor het uitvoeren van een stoot
1. De speler beschikt maximaal over 40 seconden om een stoot uit te voeren. De tijd gaat in als de scheidsrechter de kegels en ballen opnieuw opgezet heeft of als de ballen van de vorige uitgevoerde stoot, tot stilstand komen.
2. Indien de speler zijn stoot niet uitgevoerd heeft binnen de 40 seconden, krijgt hij een straf van 2 punten die omgezet worden in 2 bonuspunten voor de tegenstrever. Vanaf dan heeft hij recht op een bijkomende 20 seconden om de stoot alsnog ut te voeren. Indien dit nog niet het geval is krijgt hij opnieuw 2 strafpunten die omgezet worden in bonuspunten voor de tegenstrever. Hierna mag deze speler niet meer spelen en gaat de beurt naar de tegenstrever met de situatie van ballen en kegels zoals die op het biljart liggen.

Art. 21.11 : Fouten

Art. 21.11.1 : Fouten door de speler
Een fout brengt strafpunten mee voor de betrokken speler, bovendien worden de punten gescoord in dezelfde beurt bijgeteld. In geval van een fout wordt het volledige puntentotaal van dezelfde beurt toegekend aan de tegenstrever. Indien meerdere fouten gebeuren gedurende dezelfde beurt worden de punten van elke fout bijgeteld.
2. Er is fout met enkel de gescoorde punten van kegels en eventueel caramboles, zonder “bille libre” of zonder bijkomende straf als de speelbal, na correct de aanspeelbal geraakt te hebben, in de kegels terecht komt, deze fout wordt aangekondigd als “quilles”
3. Er is fout met “bille libre” voor de aan beurt zijnde speler in de gevallen hieronder vermeld. Al deze fouten brengen bovendien een straf van 2 punten mee plus de eventueel gescoorde punten van kegels of caramboles:
a. als de scheidsrechter vaststelt dat met de verkeerde bal gespeeld wordt, aangekondigd als “mauvaise bille”;
b. als de speler de rode bal raakt vooraleer deze van de tegenstrever geraakt te hebben, aangekondigd als “bille rouge”. Om de rode bal te raken is de bijkomende bestraffing 2 punten (hetzelfde aantal punten als de minimale waarde van een kegel);
c. als de speler één of meerdere kegels raakt zonder eerst de aanspeelbal geraakt te hebben – aangekondigd als “quilles”;
d. als de speler de speelbal van de tegenspeler niet of niet correct raakt, aangekondigd als “bille adversaire”;
e. indien bij het uitvoeren van een stoot één of meerdere ballen uit het biljart springen, aangekondigd als ”bille dehors”. In dit geval worden 2 strafpunten toegekend onafhankelijk van het aantal uitgespeelde ballen;
f. als de speler afstoot vooraleer de ballen tot stilstand gekomen zijn, aangekondigd als “billes en mouvement”;
g. als de speler gebruik maakt van een andere onderdeel van de keu dan de pomerans, aangekondigd als “procédé”;
h. als de speler de speelbal bij het uitvoeren van zijn stoot meer dan één keer raakt, aangekondigd als “touché”
i. als de speler een bal of kegel raakt bij het verwijderen van een vreemd voorwerp dat er zich op bevindt, zonder aan de scheidsrechter te vragen dit te doen, aangekondigd als “touché”;
j. als de speler een kegel of bal verplaatst door een direct of indirect contact zonder dat deze verplaatsing het gevolg is van een uitgevoerde stoot, aangekondigd als “touché”;
k. als de speler direct speelt op een bal of band waarmee de speelbal in rechtstreeks contact is, zonder er eerst van weggespeeld te hebben, aangekondigd als “bille en contact”
l. als de speler bij de afstoot niet met minstens een voet de vloer raakt of indien hij bij een “bille libre” de voet(en) niet binnen de afgebakende zonde houdt, aangekondigd als “pied”;
m. als bij het plaatsen van de speelbal voor het uitvoeren van de aanvangsstoot of een “bille libre” de speler die speelbal raakt met een ander voorwerp dan de keu of hem raakt vooraleer de scheidsrechter de speelbal geplaatst heeft, aangekondigd als “touché”;
n. als de speelbal over de kegels en/of de rode bal springt vooraleer de aanspeelbal geraakt te hebben, aangekondigd als “saut de bille” (Bijlagen – schema 3).
Opmerking: Op voorwaarde dat geen enkel kegel omgespeeld wordt, wordt het normaal tussen de kegels rollen van de speelbal niet als fout aanzien maar als een geldige stoot.
o. als de speler, behalve om op regelmatige wijze de speelbal aan te spelen, een kegel of andere bal raakt, met de keu, de hand of gelijk welk ander voorwerp, wordt dit eveneens aangekondigd als “touché”
p. in geval van doorstoot, aangekondigd als “queuté”.

Art. 21.11.2 : Fout niet te wijten aan de speler
Elke fout veroorzaakt door een derde persoon, scheidsrechter inbegrepen, die een onvrijwillige verplaatsing van kegels of ballen veroorzaakt, kan niet aan de speler aangerekend worden. In dit geval worden kegels en ballen door de scheidsrechter in zo correct mogelijk in hun initiële positie teruggeplaatst of bij zo dicht mogelijk in de positie die ze zouden hebben ingenomen. Indien dit niet kan uitgemaakt worden kan de scheidsrechter
beslissen dezen op hun aanvang-acquit te plaatsen.

Art. 21.12 : Eindbepalingen

Art. 21.12.1: Overtredingen
Alle inbreuken op deze regels zullen volgens de geldende reglementering inzake tucht en disciplinaire straffen beteugeld worden.

Art. 21.12.2: Inwerkingtreding
Huidig reglement werd opgesteld conform de geldende U.M.B. en C.E.B. reglementen en zullen in de K.B.B.B. toegepast worden vanaf goedkeuring ervan.

Art. 21.13 : Bijlagen
De kegels – schema 1

Er zijn vijf kegels, vier witte (of gele) en een rode in het midden. Ze zijn allen gelijk in vorm en afmetingen.

De kegels hebben een hoogte van 25 mm. De diameter is 6 mm op de kop, 10 mm op de dikste plaats en 7 mm aan de basis.
5-pin-01

Opstelling van de kegels – schema 2
5-pins-opstelling-01

Sprong van de speelbal – schema 3
5-pin-02

Het biljart – schema 4
5-pin-03

Download het Arbitragereglement Belgie