Een goed bedoelde, maar niet juiste beslissing

Noteren-01aAls je als verenigingswedstrijdleider een finale in goede banen moet leiden, krijg je te maken met allerlei zaken, die je dient op te lossen. Daarvoor kun je terugvallen op reglementen, maar in een reglement kun je niet alles benoemen.
Soms kan het moeilijk zijn om de juiste beslissing te vinden.

Een tijdje terug kreeg ik zo’n verhaal voorgelegd. Het gebeurde tijdens een finale. In de vierde ronde, laatste partij.
Speler A staat op een gedeelde eerste plaats, Speler B is één na laatste. A moet er nog twee en B nog drie. B is aan de beurt.
De arbiter vraagt, terwijl hij de schrijver aankijkt: “En nog drie?” De schrijver knikt bevestigend. B maakt zijn resterende drie caramboles en de arbiter zegt: “Drie noteren drie de heer B, drie…. en partij”. Hij pakt de ballen bij elkaar en legt ze in het midden van de tafel. Tot zover niks aan de hand. Maar dan roept speler A: “Het klopt niet! Hij moet er nog één!” Vervolgens gaat iedereen zich er mee bemoeien. Wat blijkt: bij de vorige beurt van B heeft de schrijver een carambole te veel genoteerd. Het lijkt er op dat speler A als enige in de gaten had dat het niet klopte. Maar ook hij reageert pas als de partij afgelopen is. In de consternatie die vervolgens ontstaat, wordt vergeten om de tellijst te ondertekenen. B gaat naar huis maar wordt ’s avonds gebeld dat hij de volgende dag eerder wordt verwacht. De wedstrijdleiding heeft inmiddels ruggespraak gehouden en er is besloten dat de partij zal worden overgespeeld. B heeft weinig trek om de partij over te spelen omdat A eerder had kunnen reageren maar heeft gewacht tot de partij was afgelopen. Om verder escaleren te voorkomen, gaat B tenslotte onder protest de partij overspelen. Lees verder: Een goed bedoelde, maar niet juiste beslissing

Nauwkeurigheid

Wachten op verbeterde versie?

Reglementen blijven de gemoederen bezighouden. In ieder geval mijn gemoed. Met ontzettend veel respect heb ik de 374 bladzijden met nieuwe reglementen en de, dacht ik, daarin al aangebrachte wijzigingen van de desbetreffende KNBB-internetbladen geplukt om ze te kunnen verwerken in mijn mappen. Daarbij vroeg ik me meteen af hoe een KNBB-lid, die niet ‘op internet kan inzage kan krijgen van deze jongste wijzigingen. Waarschijnlijk door bestelling bij (en betaling aan?) het bondsbureau. Die mogelijkheid werd in de vorige uitgave van dit blad nog niet vermeld, maar zal er nu wel in staan. Lees verder: Nauwkeurigheid

Veel gemaakte fouten

  1. Bij trekstoten wordt de keu op het moment van aanraking van de speelbal teruggetrokken!
    Bij doorschietstoten gaat men over het algemeen wél door. De beweging van de keu dient bij contact met de speelbal in beide gevallen, dus bij trek- én doorschietstoten, door te gaan. Het verschil tussen beide stootvormen is de aanspeelhoogte. Bij trekstoten altijd onder het middelpunt van de speelbal, maar bij doorschietstoten doorgaans bóven het middelpunt.
  2. Het niet bewegen van de keu in een rechte lijn: Het is de bedoeling dat de keu niet naar rechts of naar links wordt gezwaaid. Men noemt deze fout een side-stroke. Het is de bedoeling dat de keu niet naar boven of naar beneden wordt bewogen. Men noemt dit een up- respectievelijk een down-stroke. Alleen een zuivere rechte lijn van de keu, de zogenaamde beweging in zijn as-richting is juist.
  3. De voorhand is als het statief van uw fototoestel. U kunt, als u een foto neemt, uiteraard een schop tegen het statief geven, maar zal de foto dan nog scherp zijn? Uw voorhand heeft dezelfde functie. Dus laat u vóór, tijdens en ook ná de stoot, uw voorhand doodstil liggen. Haal de hand pas van tafel als de af gestoten bal de tweede bal geraakt heeft. Denk ook aan de voorbewegingen bij de stoot, bij de meeste stoten dient er minstens driemaal een voorbeweging te zijn om de bal zo te kunnen raken dat de plaatsing en het tempo goed verzorgd is.
  4. Wat er bij punt 3 over de voorhand is verteld, geldt ook voor het lichaam. Voor, tijdens en na de stoot dient het hele lichaam muisstil te staan. De bewegingen komen, afhankelijk van de spelsituatie, uit de elleboog, dan wel uit de pols en in sommige gevallen zelfs zowel uit de pols als uit de onderarm. Dit is de tempo onderarmtechniek.
  5. Er wordt over het algemeen veel te hard gespeeld. Het is heel vreemd maar hoe harder we stoten hoe moeilijker het wordt om een spelsituatie zuiver te spelen. Zodra de speelbal de derde bal geraakt heeft, dient hij tot stilstand te komen. Bij voorkeur binnen een afstand van ongeveer 20 cm.
  6. Men kijkt tijdens de stoot naar de derde bal. Een heel slechte manier van stoten omdat deze werkwijze de side-stroke in de hand werkt. Het is veel beter om ons eigen te maken dat we voor, tijdens, en na de stoot naar de tweede bal kijken. Bij de massé en piqué kijken we naar het punt waar de pomerans de speelbal dient te raken.
  7. Te snel stoten behoort ook tot de top tien meest gemaakte fouten. Al lijkt het nog zo’n gemakkelijke spelsituatie, bekijk en behandel hem toch alsof het de moeilijkste stoot is die u ooit gezien heeft.
  8. Alle stootbeelden worden vaak met dezelfde afstand van de voorhand t.o.v. de speelbal gespeeld en met dezelfde achterhand. Ga ervan uit dat als u een kleine spelsituatie speelt, dat u dan een korte voorhand dient te gebruiken, ongeveer 6 cm is goed, en een korte achterhand. De achterhand dient dan ongeveer 1 handdikte achter het balanspunt van de keu te liggen. Moet u een extreem grote situatie spelen dan dient de voorhand minimaal 15 cm vanaf de speelbal te staan en de achterhand circa 15 cm van het einde van de keu.
  9. Het biljarten is een concentratiespel/sport. Het niet concentreren is dodelijk voor een goede partij. Probeer u eigen te maken dat u telkens de situatie goed bekijkt. Geef niet bij elke carambole commentaar. Het evalueren dient ná de partij te geschieden.
  10. Men speelt over het algemeen teveel spelsituaties waarbij de speelbal over de band(en) loopt. Bij de spelsoort libre en kader is het van zeer groot belang om zoveel mogelijk voor de directe oplossingen te kiezen. Onder directe oplossingen wordt verstaan dat, de speelbal direct via bal 2 naar bal 3 wordt gespeeld, dus zonder een of meerdere banden. Men zegt wel eens gekscherend: ” De basis functie van de banden is om ervoor te zorgen dat de ballen niet op de grond vallen”!